De grote uiteenzetting over kamma

Maha Kammavibhanga Sutta

Er ontstaan erg snel veel misvattingen in de wereld door mensen met onvoldoende kennis van zaken. En wanneer mensen slechts een gedeelte van de feiten kennen, wordt dat gedeelte al snel 'hun doctrine' hetgeen uiteindelijk leidt tot een bekrompen inzicht en verkeerde ideeën. Hierdoor raken niet alleen zijzelf het pad bijster, maar zetten zij ook anderen op een verkeerd spoor. In deze toespraak komt sterk naar voren hoe snel men afdwaalt. Men heeft met het bovennatuurlijke oog diverse wedergeboorten gezien in verschillende bestaanstoestanden. Door louter dit gezien te hebben, raken sommigen ervan overtuigd dat het altijd zou gaan zoals zij dat gezien hebben. Maar omdat er slechts een klein aspect wordt gezien en omdat er geen waar inzicht is in de wet van oorzaak en gevolg, ontstaan er binnen verscheidene groepen mensen diverse theorieën over kamma en de gevolgen daarvan.

In deze toespraak echter, wordt duidelijk dat de Boeddha een heel andere uitleg over kamma heeft, 'Want', zegt hij, 'de kennis van de Tathagata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders.'

Inhoudsopgave

Inleiding

De Sutta

De zwerver Potaliputta gaat naar de Eerwaarde Samiddhi

De Eerwaarde Samiddhi gaat naar de Eerwaarde Ananda

De vraag over kamma wordt aan de Boeddha voorgelegd

De vier personen in verschillende omstandigheden

Verschillende inzichten vanwege een bepaalde toestand

Verklaring van de inzichten

De grote uiteenzetting over kamma

Inleiding

Deze beroemde sutta toont enkele ingewikkelde aspecten van kamma en de gevolgen daarvan. Nadat de opening met een vreemd denkbeeld van een zwerver en een verwarrend antwoord van een bhikkhu is ingeluid, geeft de Boeddha vervolgens zijn grote uiteenzetting van kamma die gebaseerd is op vier 'typen' mensen:

I. de boosdoener die naar de hel gaat (of een andere lage staat van geboorte);

II. de boosdoener die naar de hemel gaat;

III. de goede mens die naar de hemel gaat, en;

IV. de goede mens die naar de hel gaat (of een andere lage staat van geboorte).

Vervolgens laat de Boeddha zien hoe verkeerde denkbeelden kunnen ontstaan wanneer de waarheid slechts gedeeltelijk begrepen wordt. Men kan de fasen van dit ontstaan als volgt zien: 1. een mysticus 'ziet' in een visioen een boosdoener lijden in de hel, 2. dit bevestigt wat hij had gehoord over morele oorzakelijkheid, 3. dus zegt hij 'boosdoeners gaan altijd naar de hel'; en 4., vervolgens verhard het dogma en wordt hij star wanneer hij zegt (met het dogmatisme van alle tijden en plaatsen), 'alleen dit is waar, al het andere is fout.' De fasen van dit proces worden herhaald voor elk van de vier 'personen'. Hierna vervolgt de Boeddha zijn toespraak met het analyseren van deze denkbeelden die gebaseerd zijn op gedeeltelijke ervaring en duidt hij aan welke gedeeltes waar zijn (vanwege de verifieerbaarheid door onderzoek en ervaring) en welke een dogmatische superstructuur vormen die niet gerechtvaardigd is. Tenslotte geeft de Boeddha nadere toelichting in zijn grote uiteenzetting van kamma waarin hij laat zien dat ideeën van onveranderlijkheid zoals 'de boosdoener gaat naar de hel' veel te simpel zijn. De geest van mensen is ingewikkeld en mensen maken veel verschillende soorten kamma, zelfs in één leven. Een deel van het gemaakte kamma kan van invloed zijn op het laatste ogenblik voor de dood waarin kamma wordt gemaakt, dat op zijn beurt de basis vormt voor het volgende leven.

De Sutta

1. Aldus heb ik gehoord. Eens leefde de Gezegende in Rajagaha, in het Bamboebos (Veluvana), de Voederplaats van de Eekhoorns. In die tijd leefde de Eerwaarde Samiddhi in een boshut.

De zwerver Potaliputta gaat naar de Eerwaarde Samiddhi

Toen kwam de zwerver Potaliputta, die bij wijze van training wandelde en rondzwierf, naar de Eerwaarde Samiddhi en wisselde begroetingen met hem uit. Toen het hoffelijke en lofwaardige gesprek was beëindigd, ging hij aan zijn zijde zitten. Toen hij dat had gedaan sprak hij tot de Eerwaarde Samiddhi:

2. "Vriend Samiddhi, ik heb dit gehoord en geleerd uit de mond van de monnik Gotama: 'Lichamelijke kamma's zijn vergeefs, verbale kamma's zijn vergeefs, alleen mentale kamma's zijn echt. Maar die toestand is pas te bereiken wanneer men een staat heeft bereikt waarin helemaal niets (van de gevolgen van kamma's) wordt gevoeld.'"

"Oh nee, vriend Potaliputta, zeg dat niet! Stel de Gezegende niet in een verkeerd daglicht! Het is niet goed de Gezegende in een verkeerd daglicht te stellen. De Gezegende zou niet aldus spreken: 'Lichamelijke kamma's zijn vergeefs, verbale kamma's zijn vergeefs, alleen mentale kamma's zijn echt. Maar die toestand is pas te bereiken wanneer men een staat heeft bereikt waarin helemaal niets (van de gevolgen van kamma's) wordt gevoeld.'"

"Hoe lang is het geleden dat jij van huis bent weggegaan, vriend Samiddhi?"

"Niet lang, vriend, drie jaar."

"Ziedaar, wat zullen we tegen de oudere bhikkhu's zeggen, als de jonge bhikkhu meent dat de Meester zo verdedigd moet worden? Na opzettelijk kamma te hebben gemaakt, vriend Samiddhi, via het lichaam, de spraak of de geest, wat voelt men dan (van het gevolg daarvan)?"

"Na opzettelijk kamma te hebben gemaakt, vriend Potaliputta, via het lichaam, de spraak of de geest, voelt men lijden (als het gevolg daarvan)."

Toen stond de zwerver Potaliputta, terwijl hij het noch eens noch oneens was met de woorden van de Eerwaarde Samiddhi, op van zijn plaats en ging weg.

De Eerwaarde Samiddhi gaat naar de Eerwaarde Ananda

3. Spoedig nadat de zwerver Potaliputta was weggegaan, ging de Eerwaarde Samiddhi naar de Eerwaarde Ananda en wisselde begroetingen met hem uit. Toen het hoffelijke en lofwaardige gesprek was beëindigd, ging hij aan zijn zijde zitten. Toen hij dat had gedaan, vertelde hij de Eerwaarde Ananda zijn hele gesprek met de zwerver Potaliputta.

Toen dit was gezegd, zei de Eerwaarde Ananda hem: "Vriend Samiddhi, dit gesprek moet aan de Gezegende verteld worden. Kom, laat ons naar de Gezegende gaan, en laat ons, na zo te hebben gedaan, hem hierover vertellen. Zoals hij antwoordt, zo zullen wij het onthouden."

"Goed, vriend", antwoordde de Eerwaarde Samiddhi.

De vraag over kamma wordt aan de Boeddha voorgelegd

Toen gingen zij gezamenlijk naar de Gezegende, en na hem respect te hebben betuigd, gingen zij aan zijn zijde zitten. Toen zij dat hadden gedaan, vertelde de Eerwaarde Ananda de Gezegende het hele gesprek van de Eerwaarde Samiddhi met de zwerver Potaliputta.

4. Toen dit was verteld, sprak de Gezegende tot de Eerwaarde Ananda: "Ik ken de zwerver niet eens van gezicht, Ananda. Hoe zou er zo'n gesprek geweest kunnen zijn? De vraag van de zwerver Potaliputta zou beantwoord moeten zijn na hem geanalyseerd te hebben, maar deze verblinde man Samiddhi beantwoordde hem zonder kwalificatie[1]."

Toen dit was gezegd, sprak de Eerwaarde Udayin tot de Gezegende: "Maar, Eerwaarde Heer, veronderstel dat de Eerwaarde Samiddhi toen hij sprak hiernaar verwees, namelijk: 'Al wat gevoeld wordt is lijden[2].'"

5. Toen richtte de Gezegende zich tot de Eerwaarde Ananda: "Zie, Ananda, hoe deze verblinde man Udayin tussenbeide komt. Ik wist, Ananda, dat deze verblinde man Udayin nu op onredelijke wijze tussenbeide zou komen. Om te beginnen betrof het de drie soorten gevoelens (vedana) waarover door de zwerver Potaliputta een vraag werd gesteld. Als deze verblinde man Samiddhi, toen hem de vraag werd gesteld, de zwerver Potaliputta aldus had geantwoord: 'Na een opzettelijk kamma gemaakt te hebben via het lichaam, de spraak en de geest dat (door het gevolg daarvan) voelbaar zal zijn als genoegen, voelt hij genoegen; na een opzettelijk kamma gemaakt te hebben via het lichaam, de spraak en de geest dat (door het gevolg daarvan) voelbaar zal zijn als pijn, voelt hij pijn; na een opzettelijk kamma gemaakt te hebben via het lichaam, de spraak en de geest dat (door het gevolg daarvan) voelbaar zal zijn noch als genoegen noch als pijn, voelt hij noch genoegen noch pijn' -- door hem aldus te antwoorden, Ananda, zou de verblinde man Samiddhi de zwerver Potaliputta het juiste antwoord gegeven hebben. Bovendien, Ananda, wie zijn de dwaze onnadenkende zwervers van andere sekten dat zij de grote uiteenzetting van kamma van de Tathagata zullen begrijpen? (Maar) als jij, Ananda, zou luisteren naar de Tathagata wanneer hij de grote uiteenzetting van kamma geeft, (zou jij het kunnen begrijpen)[3]."

De vier personen in verschillende omstandigheden

"Dit is het tijdstip, Gezegende, dit is het tijdstip, Verhevene, voor de Gezegende om de grote uiteenzetting van kamma te geven. Als de bhikkhu's het van de Gezegende gehoord hebben, zullen zij het onthouden."

"Luister dan, Ananda, en let goed op wat ik zal zeggen." -- "Zeker, Eerwaarde Heer", antwoordde de Eerwaarde Ananda. De Gezegende zei dit:

6. "Ananda, er bestaan vier soorten personen in de wereld. Welke vier?"

I. "Hier doodt iemand levende wezens, neemt wat niet gegeven is, misdraagt zich onder invloed van seksuele verlangens, vertelt leugens, spreekt boosaardig, spreekt wrede taal, roddelt, is hebzuchtig, is van kwade wil, en heeft verkeerd inzicht[4]. Bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel."

II. "Maar hier doodt iemand levende wezens, neemt wat niet gegeven is, misdraagt zich onder invloed van seksuele verlangens, vertelt leugens, spreekt boosaardig, spreekt wrede taal, roddelt, is hebzuchtig, is van kwade wil, en heeft verkeerd inzicht. Bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld."

III. "Hier onthoudt iemand zich van het doden van levende wezens, van het nemen van wat niet is gegeven, van wangedrag onder invloed van seksuele verlangens, van leugens, van kwaadaardige taal, van wrede taal, van roddel, hij is niet hebzuchtig, is niet van kwade wil, en heeft juist inzicht[5]. Bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld."

IV. "Maar hier onthoudt iemand zich van het doden van levende wezens, van het nemen van wat niet is gegeven, van wangedrag onder invloed van seksuele verlangens, van leugens, van kwaadaardige taal, van wrede taal, van roddel, hij is niet hebzuchtig, is niet van kwade wil, en heeft juist inzicht. Bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel.

Verschillende inzichten vanwege een bepaalde toestand

7. I. "Hier, Ananda, bereikt een monnik of brahmaan ten gevolge van ijver, inspanning, toewijding, vlijt, en juiste aandacht, zo'n concentratie van de geest dat hij, wanneer zijn geest geconcentreerd is, ziet met het hemelse gezichtsvermogen, dat gezuiverd is en het menselijke gezichtsvermogen overstijgt, dat hier iemand levende wezens doodt, neemt wat niet is gegeven, zich misdraagt onder invloed van seksuele verlangens, leugens vertelt, boosaardig spreekt, wrede taal spreekt, roddelt, hebzuchtig is, van kwade wil is, verkeerd inzicht heeft. Hij ziet dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Hij zegt: 'Het schijnt dat er slechte kamma's bestaan en dat wangedrag gevolgen heeft; want ik heb gezien dat hier iemand levende wezens doodde (...) verkeerd inzicht had. Ik heb gezien dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel.' Hij zegt: 'Het schijnt dat iemand die levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis.'"

"Op die manier begrijpt hij hardnekkig verkeerd wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt hij: 'Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd.'"

8. II. "Maar hier bereikt een monnik of brahmaan ten gevolge van ijver, inspanning, toewijding, vlijt, en juiste aandacht, zo'n concentratie van de geest dat hij, wanneer zijn geest geconcentreerd is, ziet met het hemelse gezichtsvermogen, dat gezuiverd is en het menselijke gezichtsvermogen overstijgt, dat hier iemand levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft. Hij ziet dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Hij zegt: 'Het schijnt dat er geen slechte kamma's bestaan, dat wangedrag geen gevolgen heeft. Want ik heb gezien dat hier iemand levende wezens doodde (...) verkeerd inzicht had. Ik heb gezien dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld.' Hij zegt: 'Het schijnt dat iemand die levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis.'"

"Op die manier begrijpt hij hardnekkig verkeerd wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt hij: 'Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd.'"

9. III. "Hier bereikt een monnik of brahmaan ten gevolge van ijver, inspanning, toewijding, vlijt, en juiste aandacht, zo'n concentratie van de geest dat hij, wanneer zijn geest geconcentreerd is, ziet met het hemelse gezichtsvermogen, dat gezuiverd is en het menselijke gezichtsvermogen overstijgt, dat hier iemand zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft. Hij ziet dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Hij zegt: 'Het schijnt dat er goede kamma's bestaan, dat goed gedrag gevolgen heeft. Want ik heb gezien dat hier iemand zich onthield van het doden van levende wezens (...) juist inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld.' Hij zegt: 'Het schijnt dat iemand die zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis.'"

"Op die manier begrijpt hij hardnekkig verkeerd wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt hij: 'Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd.'"

10. IV. "Maar hier bereikt een monnik of brahmaan ten gevolge van ijver, inspanning, toewijding, vlijt, en juiste aandacht, zo'n concentratie van de geest dat hij, wanneer zijn geest geconcentreerd is, ziet met het hemelse gezichtsvermogen, dat gezuiverd is en het menselijke gezichtsvermogen overstijgt, dat hier iemand zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft. Hij ziet dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Hij zegt: 'Het schijnt dat er geen goede kamma's bestaan, dat goed gedrag geen gevolgen heeft. Want ik heb gezien dat hier iemand zich onthield van het doden van levende wezens (...) juist inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel.' Hij zegt: 'Het schijnt dat iemand die zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis.'"

"Op die manier begrijpt hij hardnekkig verkeerd wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt hij: 'Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd.'"

Verklaring van de inzichten

11. I. "Welnu, Ananda, wanneer een monnik of brahmaan aldus spreekt: 'Het schijnt dat er slechte kamma's bestaan, dat wangedrag gevolgen heeft', geef ik hem daarin gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Want ik heb gezien dat iemand levende wezens doodde (...) verkeerd inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren in staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel', geef ik hem daarin gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Het schijnt dat iemand die levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij hardnekkig verkeerd begrijpt wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; en wanneer hij, terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt: 'Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Hoe komt dat? De kennis van de Tathagata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders."

12. II. "Wanneer nu een monnik of brahmaan aldus spreekt: 'Het schijnt dat er geen slechte kamma's bestaan, dat wangedrag geen gevolgen heeft', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Want ik heb gezien dat iemand levende wezens doodde (...) verkeerd inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld', geef ik hem daarin gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Het schijnt dat iemand die levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij hardnekkig verkeerd begrijpt wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; en wanneer hij, terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt: 'Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Hoe komt dat? De kennis van de Tathagata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders."

13. III. "Wanneer nu een monnik of brahmaan aldus spreekt: 'Het schijnt dat goede kamma's bestaan, dat goed gedrag gevolgen heeft', geef ik hem daarin gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Want ik heb gezien dat iemand zich hier onthield van het doden van levende wezens (...) juist inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld', geef ik hem daarin gelijk."

"Wanneer hij zegt: 'Het schijnt dat iemand die zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, altijd wordt wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld[6]', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij zegt: 'Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij hardnekkig verkeerd begrijpt wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; en wanneer hij, terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt: 'Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Hoe komt dat? De kennis van de Tathágata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders."

14. IV. "Wanneer nu een monnik of brahmaan aldus spreekt: 'Het schijnt dat er geen goede kamma's bestaan, dat goed gedrag geen gevolgen heeft', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Want ik heb gezien dat iemand zich hier onthield van het doden van levende wezens (...) juist inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel', geef ik hem daarin gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Iemand die zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft, zal altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, worden wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij aldus spreekt: 'Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Wanneer hij hardnekkig verkeerd begrijpt wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; en wanneer hij, terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt: 'Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd', geef ik hem daarin geen gelijk."

"Hoe komt dat? De kennis van de Tathagata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders."

De grote uiteenzetting over kamma

15. I. "Welnu, Ananda, er is de persoon die hier levende wezens heeft gedood (...) verkeerd inzicht heeft gehad. En bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel[7]. Maar (wellicht) was het slechte kamma dat zijn lijden voortbrengt, eerder door hem gemaakt, of was het slechte kamma dat zijn lijden voortbrengt later door hem gemaakt, of was verkeerd inzicht door hem opgevat en voltooid op het moment van zijn dood[8]. En dat was waarom hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, werd wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Maar aangezien hij hier levende wezens heeft gedood (...) verkeerd inzicht heeft gehad, zal hij het gevolg daarvan hier en nu voelen, of in zijn volgende wedergeboorte, of in een daarop volgend bestaan."

16. II. "Nu is er de persoon die hier levende wezens heeft gedood (...) verkeerd inzicht heeft gehad. En bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld.[9] Maar (wellicht) was het goede kamma dat zijn geluk voortbrengt, eerder door hem gemaakt, of was het goede kamma dat zijn geluk voortbrengt later door hem gemaakt, of was juist inzicht door hem opgevat en voltooid op het moment van zijn dood. En dat was waarom hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, werd wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Maar aangezien hij hier levende wezens heeft gedood (...) verkeerd inzicht heeft gehad, zal hij het gevolg daarvan hier en nu voelen, of in zijn volgende wedergeboorte, of in een daarop volgend bestaan[10]."

17. III. "Nu is er de persoon die hier heeft afgezien van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft gehad. En bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld[11]. Maar (wellicht) was het goede kamma dat zijn geluk voortbrengt eerder door hem gemaakt, of was het goede kamma dat zijn geluk voortbrengt later door hem gemaakt, of was juist inzicht door hem opgevat en voltooid op het moment van zijn dood. En dat was waarom hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, werd wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Maar omdat hij hier heeft afgezien van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft gehad, zal hij het gevolg daarvan hier en nu voelen, of in zijn volgende wedergeboorte, of in een daarop volgend bestaan."

18. IV. "Nu is er de persoon die hier heeft afgezien van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft gehad. En bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel[12]. Maar (wellicht) was het slechte kamma dat zijn lijden voortbrengt, eerder door hem gemaakt, of was het slechte kamma dat zijn lijden voortbrengt later door hem gemaakt, of was verkeerd inzicht door hem opgevat en voltooid op het moment van zijn dood. En dat was waarom hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, werd wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Maar aangezien hij hier heeft afgezien van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft gehad, zal hij het gevolg daarvan hier en nu voelen, of in zijn volgende wedergeboorte, of in een daarop volgend bestaan[13]."

19. "Aldus, Ananda,

  1. is er kamma dat niet in staat is (om een goed gevolg voort te brengen) en niet in staat lijkt (om een goed gevolg voort te brengen);
  2. er is kamma dat niet in staat is (om een goed gevolg voort te brengen) en in staat lijkt (om een goed gevolg voort te brengen);
  3. er is kamma dat in staat is (om een goed gevolg voort te brengen) en in staat lijkt (om een goed gevolg voort te brengen);
  4. er is kamma dat in staat is (om een goed gevolg voort te brengen) en niet in staat lijkt (om een goed gevolg voort te brengen) [14]."

Dit is wat de Gezegende zei. De Eerwaarde Ananda was tevreden gesteld en hij verheugde zich in de woorden van de Gezegende.

Eindnoten

[1] Dit zijn twee van de vier manieren om een vraag te beantwoorden. De andere twee zijn: antwoorden met een tegenvraag, en de vraag 'terzijde leggen', dat wil zeggen antwoorden met stilzwijgen. Zie wbk pañha byakarana.

[2] Dit is een citaat van de woorden van de Boeddha: zie Samyutta Nikaya, Vedana Samyutta, Rahogata vagga Sutta 1.

[3] Dit is een toevoeging die noodzakelijk is om deze zin te begrijpen.

[4] Dit zijn de tien onheilzame soorten kamma, zie wbk kamma patha.

[5] Dit zijn de tien heilzame soorten kamma.

[6] Dit komt neer op de overtuiging in theïstische religies waar verondersteld wordt dat deugdzaamheid en geloof (= al wat gehouden wordt voor juist inzicht) verlossing garanderen.

[7] Devadatta bijvoorbeeld, die prins Ajatasattu overhaalde om zijn vader (die een 'in de stroom getredene' was) te vermoorden, probeerde driemaal de Boeddha te vermoorden en slaagde er eens in hem te verwonden en veroorzaakte een schisma in de Sangha; de laatste twee handelingen leiden stellig tot een geboorte in de hel.

[8] Deze opeenvolging van drie frasen lijkt te betekenen: 'eerder' ofwel eerder in dit leven voor hij hetzij de heilzame hetzij de onheilzame soorten kamma op zich nam, ofwel in een vorig leven; 'later' later in datzelfde leven, want zelfs als iemand veel slecht kamma maakt, zal hij gewoonlijk zo nu en dan ook wat goed kamma maken; 'verkeerd inzicht (...) moment van zijn dood' dit soort verkeerd inzicht zal van het type zijn 'er is geen kamma, er zijn geen gevolgen van kamma, er is geen kwaad, er zijn geen gevolgen van kwaad', etc.

De volgende geboorte hangt feitelijk af van hetgeen tijdens de laatste momenten het object was van het bewustzijn van de stervende. Op dat moment moet men zich al zijn goede kamma in herinnering roepen: edelmoedigheid, liefdevolle vriendelijkheid, mededogen, zuivere leefregels, etc. Aan kwaad moet dan niet gedacht worden, hoewel zwaar slecht kamma dat eerder gemaakt is, zich in de geest kan binnendringen en het moeilijk of onmogelijk kan maken dat men zich zijn edelmoedigheid en deugdzaamheid in het naleven van de voorschriften herinnert.

[9] Een goed voorbeeld hiervan is het verhaal van 'Kopertand', de openbare beul die, na een loopbaan vol moord als rover, daarna als de moordenaar van zijn eigen rovervrienden en later gedurende vijftig jaar als beul van alle misdadigers, werd onderwezen door de Eerwaarde Sariputta Thera. Zijn geest werd bevrijd van de zware last van slecht kamma zodat hij een hemelse wedergeboorte bereikte.

[10] Hoewel zo iemand een hemelse geboorte heeft bereikt zal het slechte kamma dat hij heeft gemaakt vroeger of later rijpen; hij is niet ontsnapt aan de gevolgen ervan.

[11] Koning Pasenadi van Kosala, bijvoorbeeld.

[12] Dit was wat koningin Mallika, de vrouw van koning Pasenadi, overkwam, die een goed leven had geleid, edelmoedig, zich houdend aan de vijf regels en aan de acht regels (zie sikkhapada) op uposatha dagen etc. Maar eens deed zij kwaad door een seksuele verhouding met een hond te hebben. Dit kwaad dat zij niet bekend had, woog zwaar op haar geest en zij herinnerde het zich toen zij stierf. Als gevolg daarvan bracht zij zeven dagen in de hel door. De kracht van haar goedheid afkomstig van het maken van veel goede kamma's gaf haar daarna een wedergeboorte in een hemelse wereld. Zie Commentaar bij de Dhammapada, 3: 119-123.

[13] Hoewel deze deugdzame en goede persoon een lage wedergeboorte heeft verkregen door de kracht van eerder gemaakt slecht kamma, zal toch het goede kamma door hem gemaakt vroeger of later rijpen, wanneer het een kans krijgt.

[14] Deze laatste beknopte paragraaf is wellicht duidelijk geweest voor de Eerwaarde Ananda Thera, of hij heeft misschien gevraagd om een uitleg, zoals wij die nodig hebben en vinden in het Commentaar, dat zegt:

  1. Een sterk onheilzaam kamma (niet in staat om een goed gevolg voort te brengen), waarvan het gevolg zal komen vóór de gevolgen van zwakkere onheilzame kamma's.
  2. Heilzaam kamma (dat in staat lijkt om een goed gevolg voort te brengen) wordt gevolgd door onheilzaam kamma gemaakt vlak voor de dood, dat zorgt dat het eerder genoemde kamma niet in staat is om onmiddellijk een goed gevolg voort te brengen.
  3. Een sterk heilzaam kamma zal zelfs eerder rijpen dan veel opeengehoopt onheilzaam kamma.
  4. Onheilzaam kamma (dat niet in staat lijkt om een goed gevolg voort te brengen) wordt gevolgd door heilzaam kamma gemaakt vlak voor de dood, dat eerst zal rijpen en in staat is om goede gevolgen voort te brengen.
RegID: M136
Bijgewerkt op: 22 mei 2004
Auteur: Peter van Loosbroek - Ananda
Locatie: www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright: Zie voor gebruik van deze tekst www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overige informatie: Geen