Inhoudsopgave
Om misverstanden te voorkomen, vereist deze tekst een korte toelichting. Ten eerste, zal het overdenken van ouderdom, ziekte en dood, je minder nalatig maken om goede daden te verrichten. Ten tweede, is het nooit de bedoeling van de Boeddha geweest om de mensen bang te maken, als hij over de hel sprak; wat hij onderwijst is, dat goede daden goede gevolgen hebben en dat slechte daden slechte gevolgen hebben. Het is een aansporing om iemand te laten ontwaken tot de eigen morele verantwoordelijkheid.
De sfeer, het milieu, de wereld waarin wij leven, creëren wijzelf. Ook na de dood blijven daden niet zonder gevolg. Wat wij dan ervaren, is het gevolg van hoe wij ons hebben gedragen in lichamelijk gedrag, de spraak en via de gedachten. Iemand die bijvoorbeeld altijd opgewekt en blij van hart is, die verkeert als het ware in 'een hemelse gesteldheid van de geest', terwijl iemand die zich ellendig voelt, 'in een ellendige gesteldheid van de geest verkeert'. Een boeddhist echter, die zich getraind heeft in het aanschouwen van de vergankelijkheid, weet dat de gevolgen van kwade daden eens uitgeput raken en dat hij niet tot eeuwige verdoemenis vervalt wanneer hij na de dood in een ellendige sfeer terechtkomt.
Ook dient goed begrepen te worden wanneer de Boeddha aan het einde van deze tekst zegt: 'Daarop brachten de bewakers van de hel hem verschillende martelingen toe.' Met 'de bewakers van de hel' dienen te de gevolgen van kwade daden van de persoon zelf te worden verstaan, want het zijn de kwade daden waardoor een persoon zichzelf verschillende martelingen toebrengt. Als men dit verkeerd begrijpt, zou men kunnen denken dat de Boeddha onderwijst dat mensen door een of andere externe macht worden gestraft zoals dat in de meeste religies het geval is. En dat is nu juist het ontkennen van de eigen verantwoordelijkheid. Dit zou een kompleet vertekend beeld van de boeddhistische leerstelling weergeven.
Er zijn drie hemelse boodschappers, monniken. Welke drie?
Er is een persoon wiens gedrag immoreel in daden is, en ook zijn woorden en gedachten zijn immoreel. Omdat hij zulk immoreel gedrag bezigt, wordt hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, in ongelukkige staten geboren, in een sfeer van ellende, in de lagere werelden (niraya), in een hel. Daar grijpen de bewakers van de hel hem bij beide armen en brengen hem voor Yama, de Heer (van de dood), en zeggen: "Deze man, majesteit, had geen respect voor vader, noch voor kluizenaren en priesters, noch eerde hij de ouderen van de familie. Moge uwe majesteit hem de gepaste straf toedienen!"
Dan, monniken, ondervraagt koning Yama die man, onderzoekt en spreekt hem aan met betrekking tot de eerste hemelse boodschapper:
"Mijn beste man, heb jij de eerste boodschapper gezien die onder de mensen is verschenen?"
En hij antwoordt: "Nee, Heer, ik heb hem niet gezien."
Dan zegt koning Yama tegen hem: "Maar, mijn beste man, heb je in de wereld, onder de mensen, een man of een vrouw gezien van tachtig, negentig, of van honderd jaar, zwak, krom als een hoepel, gebogen, leunend op een stok, slecht ter been, sukkelend, de jeugdigheid en kracht verdwenen, met afgebrokkelde tanden, met grijs en weinig haar of helemaal geen haar meer op het hoofd, met rimpels, met gevlekte ledematen?"
En de man antwoordt: "Dat heb ik gezien Heer."
Dan zegt koning Yama tegen hem: "Mijn beste man, is het dan nooit in je opgekomen, terwijl je toch intelligent en oud genoeg bent: 'Ook ik ben onderhevig aan ouderdom en kan daar niet aan ontsnappen. Laat mij dan goede daden doen via het lichaam, woorden en gedachten?'"
"Dat, Heer, is nooit in mij opgekomen. Ik was nalatig."
Dan zegt koning Yama: "Mijn beste man, door nalatigheid heb je gefaald om goede daden te doen via het lichaam, woorden en gedachten. Goed. Omdat je nalatigheid hier debet aan is, zul je hiernaar behandeld worden. Die slechte daad van jouw, werd niet gedaan door moeder of vader, broeders, zusters, vrienden of metgezellen, noch door verwanten, deva's, kluizenaren of brahmanen. Maar alleen jijzelf hebt die slechte daad begaan, en alleen jijzelf zult het gevolg daarvan moeten ervaren."
Wanneer, monniken, koning Yama hem aldus ondervraagd, onderzocht en aangesproken heeft met betrekking tot de eerste hemelse boodschapper, ondervraagt, onderzoekt en spreekt hij hem aan over de tweede, met de woorden:
"Mijn beste man, heb jij de tweede hemelse boodschapper gezien die onder de mensen is verschenen?"
En hij antwoordt: "Nee, Heer, ik heb hem niet gezien."
"Maar, mijn beste man, heb jij onder de mensen een vrouw of een man gezien, die veel kwalen en pijn had, ernstig ziek, die liggend in zijn eigen vuil, die door iemand opgetild moet worden en door anderen naar bed gebracht moet worden?"
"Ja Heer. Die heb ik gezien."
Dan zegt koning Yama tegen hem: "Mijn beste man, is het dan nooit in je opgekomen, terwijl je toch intelligent en oud genoeg bent: 'Ook ik ben onderhevig aan ziekte en kan daar niet aan ontsnappen. Laat mij dan goede daden doen via het lichaam, woorden en gedachten?'"
"Dat, Heer, is nooit in mij opgekomen. Ik was nalatig."
Dan zegt koning Yama: "Mijn beste man, door nalatigheid heb je gefaald om goede daden te doen via het lichaam, woorden en gedachten. Goed. Omdat jouw nalatigheid hier debet aan is, zul je hiernaar behandeld worden. Die slechte daad van jouw, werd niet gedaan door moeder of vader, broeders, zusters, vrienden of metgezellen, noch door verwanten, deva's, kluizenaren of brahmanen. Maar alleen jijzelf hebt die slechte daad begaan, en alleen jijzelf zult het gevolg daarvan moeten ervaren."
Dan, monniken, wanneer koning Yama hem aldus ondervraagd, onderzocht en aangesproken heeft met betrekking tot de tweede hemelse boodschapper, ondervraagt, onderzoekt en spreekt hij hem wederom aan over de derde hemelse boodschapper, met de woorden:
"Mijn beste man, heb jij de derde hemelse boodschapper gezien die onder de mensen is verschenen?"
En hij antwoordt: "Nee, Heer, ik heb hem niet gezien."
"Maar, mijn beste man, heb jij onder de mensen een vrouw of een man gezien, die één, twee of drie dagen geleden gestorven is, en waarvan het lichaam opgezwollen, verkleurd en rottende is?"
"Ja Heer. Die heb ik gezien."
"Mijn beste man, is het dan nooit in je opgekomen, terwijl je toch intelligent en oud genoeg bent: 'Ook ik ben onderhevig aan de dood en kan daar niet aan ontsnappen. Laat mij dan goede daden doen via het lichaam, woorden en gedachten?'"
"Dat, Heer, is nooit in mij opgekomen. Ik was nalatig."
Dan zegt koning Yama: "Mijn beste man, door nalatigheid heb je gefaald om goede daden te doen via het lichaam, woorden en gedachten. Goed. Omdat jouw nalatigheid hier debet aan is, zul je hiernaar behandeld worden. Die slechte daad van jouw, werd niet gedaan door moeder of vader, broeders, zusters, vrienden of metgezellen, noch door verwanten, deva's, kluizenaren of brahmanen. Maar alleen jijzelf hebt die slechte daad begaan, en alleen jijzelf zult het gevolg daarvan moeten ervaren."
Daarna, nadat koning Yama hem aldus ondervraagd, onderzocht en aangesproken had met betrekking tot de derde hemelse boodschapper, zweeg koning Yama.
Daarop brachten de bewakers van de hel hem verschillende martelingen toe, waardoor hij aan ernstige, verscheidene, snerpende en bittere pijnen leed. Hij zal niet sterven totdat die kwade daad van hem zijn uitwerking op hem heeft gehad.
RegID: | A03-035 |
Bijgewerkt op: | 5 oktober 2006 |
Auteur: | Peter van Loosbroek - Ananda |
Locatie: | www.sleuteltotinzicht.nl |
Copyright: | Zie voor gebruik van deze tekst www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm |
Overige informatie: | Geen |