De grote toespraak over de vier fundamenten van indachtigheid

Maha Satipatthana Sutta

De Maha Satipatthana Sutta is het frame van de boeddhistische meditatie. De Boeddha zelf noemt het 'De enige weg' om de verlichting te verwerven. "Dit is de enige weg, monniken, voor de zuivering van wezens, voor het overwinnen van verdriet en weeklagen, voor de vernietiging van lijden en smart, om het juiste pad te bereiken, voor de verwezenlijking van Nibbana, namelijk, de vier fundamenten van indachtigheid." Zo begint de Grote Meester deze toespraak. In de Majjhima Nikaya komt eveneens een Satipatthana Sutta - De vier fundamenten van indachtigheid (M010) voor. De Maha Satipatthana Sutta van de Digha Nikaya is een uitgebreidere versie waarin de Vier Edele Waarheden nóg uitgebreider worden toegelicht dan in de eerste toespraak van de Boeddha, de Dhamma Cakka Ppavattana Sutta - Het in beweging zetten van het Wiel der Wet (S56-011). D22 wordt nergens zo verhelderend en gedetailleerd weergegeven als in het Theravada Archief.

Inhoudsopgave

Het boeddhistische standpunt

Aanvullende toelichting

De Sutta

Indachtigheid van het lichaam - Kaya nupassana

Indachtigheid omtrent de ademhaling - Anapana Sati

De houdingen van het lichaam - Iriyapatha

De vier soorten van helder begrip - Catusampajañña

Inzicht

Het beschouwen van de walgelijkheden van het lichaam - Patikkulamanasikara

De gelijkenis van de zak met ingrediënten

Inzicht

De beschouwing van de materiële elementen - Dhatumanasikara

De gelijkenis van de geslachte koe

Inzicht

Beschouwingen van de negen soorten lichamen - Navasivathikapabba

Contemplatie op de begraafplaats 1

Inzicht

Contemplatie op de begraafplaats 2

Inzicht

Contemplatie op de begraafplaats 3

Inzicht

Contemplatie op de begraafplaats 4

Inzicht

Contemplatie op de begraafplaats 5

Inzicht

Contemplatie op de begraafplaats 6

Inzicht

Contemplatie op de begraafplaats 7

Inzicht

Contemplatie op de begraafplaats 8

Inzicht

Contemplatie op de begraafplaats 9

Inzicht

Indachtigheid van gevoelens - Vedana nupassana

Inzicht

Indachtigheid van de geest - Citta nupassana

Inzicht

Indachtigheid van mentale objecten - Dhamma nupassana

De vijf hindernissen - Pañca nivarana

Zintuiglijk verlangen

Kwade wil

Luiheid en traagheid

Rusteloosheid en bezorgdheid

Twijfel

Inzicht

De vijf aggregaten van hechten - Pañca upadana kkhandha

Materiële vorm

Gevoelens

Waarneming

Mentale formaties

Bewustzijn

Inzicht

De zes innerlijke en de zes uiterlijke zintuigbases - salayatana

Het oog en materiële vormen

Het oor en het geluid

De neus en de geur

De tong en de smaak

Het lichaam en tastbare dingen

De geest en mentale objecten

Inzicht

De zeven factoren van verlichting - bojjhanga

Verlichtingsfactor indachtigheid

Verlichtingsfactor onderzoek naar dhamma's

Verlichtingsfactor energie

Verlichtingsfactor vreugde

Verlichtingsfactor kalmte

Verlichtingsfactor concentratie

Verlichtingsfactor gelijkmoedigheid

Inzicht

De Vier Edele Waarheden - Cattari Ariya Sacca

Het bestaan van lijden

De oorzaak van lijden

De opheffing van lijden

Het pad dat leidt naar de opheffing van lijden

Inzicht

Succes verzekerd

Het boeddhistische standpunt

De Pali Canon, de verzameling van boeddhistische geschriften, bestaat uit een zeer groot aantal toespraken van de Boeddha. De Maha Satipatthana Sutta is er één van en wordt veelal beschouwd als één van de allerbelangrijkste. Deze toespraak is van groot belang voor iedereen die zich wil bekwamen in het pad dat naar absolute bevrijding leidt.

Het boeddhistische standpunt is, dat alle wezens onderworpen zijn aan lijden en dat al die wezens de taak hebben om zichzelf van dat lijden te bevrijden door zichzelf volledig te zuiveren van de drie hoofdoorzaken van het bestaan, namelijk: hebzucht, haat en onwetendheid. Zolang deze hoedanigheden in ons huizen, kunnen wij niet loskomen van het rad van geboorte en dood, wat ons steeds bindt aan lijden. Wanneer onze daden vergezeld gaan van deze drie vuren, zijn ze slecht. Zijn onze daden daar vrij van, dan zijn ze goed.

Wanneer onze geest onzuiver is, zijn we ook onzuiver in wat we doen en denken omdat we vanuit een onreine basis tewerk gaan hetgeen hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door zintuiglijke verlangens. Hierdoor begeven we onszelf op het neerwaartse pad. Onze zintuigen hebben een functie, maar vanwege onoplettendheid geven we daar vaak te snel aan toe. We willigen het verlangen van de zinnen te snel in. Zien hoe de geest functioneert is dan ook het allerbelangrijkste aspect in het boeddhistische meditatiesysteem. Oefenen we onszelf resoluut in het zuiveren van de geest, dan kan succes op den duur niet uitblijven en zal ons leven er heel anders gaan uitzien: helderder, frisser en veel beter geordend. Met een heldere en frisse geest die alles goed op orde heeft, krijgt het leven veel meer kwaliteit. Het is vooral een oefening in loslaten. Daar waar het oude is, kan het nieuwe, schone en frisse leven niet zijn. Iemand die een beetje nadenkt, zal inzien dat we ons op die manier in een totaal andere richting begeven dan de meeste mensen doen.

De aard van onze geestelijke gesteldheid hangt af van het feit in hoeverre wij onzuivere gedachten toelaten. Het meest essentiële in de vipassana meditatie (inzicht meditatie), is dan ook het observeren van de geest, van je gedachten, van het bewustzijn. Niet alleen tijdens intensieve meditatie, maar ook in de sleur van je dagelijkse leven. In de 'passieve meditatie' leg je de basis om steeds dieper en objectiever naar alles te kunnen kijken, wat er ook op je pad komt.

Als we dapper en onbaatzuchtig durven nadenken over het feit dat wijzelf volledig verantwoordelijk zijn voor alles wat wij doen, als wij dat echt willen beseffen, dan zullen we ook gaan inzien dat het openen van de deur naar volmaakte vrijheid volledig in onze eigen handen ligt. Wij moeten leren om geheel op eigen benen te staan zonder ook maar ergens op te steunen. De gehele Pali Canon staat vol met aanmoedigingen van de Boeddha om zelf het werk te doen en niet te vertrouwen op externe hulp. Ook moedigde hij zijn leerlingen steeds aan om zijn woorden op waarheid te toetsen en deze niet klakkeloos aan te nemen. Boeddhist zijn houdt zeker niet in dat je een leraar blindelings volgt.

Wie in het boeddhisme een scheppende of almachtige god zoekt die straft en beloont, zoekt tevergeefs. Waar kan volledige emancipatie zijn als een godheid jouw doel bepaalt en het heft in handen heeft? Als wij aan een dergelijke autoriteit onderworpen zijn en dus daarvan afhankelijk zouden zijn, dan zou deugdelijk gedrag geen enkele zin hebben. In het boeddhisme is ware devotie niet het aanbidden van een persoon of een godheid om de bevrijding te verwerkelijken. Vooral vanwege het feit dat niemand een ander kan reinigen. Iemand die zich steeds inspant om zijn spraak, gedachten en lichamelijke handelingen te zuiveren, zal tot de perfecte staat van zijn ware natuur komen waarin alle lijden van hem afglijdt zoals een waterdruppel van een lotusblad. "Zoals de jasmijn haar verdorde bloemblaadjes laat vallen, zo moeten jullie, monniken, hartstocht en haat afwerpen." Dat is de ware devotie.

Het pad van de Boeddha is er een van goed en kritisch nadenken en de woorden van de Leraar kritisch onderzoeken, toetsen en in praktijk brengen. Het is een pad van jezelf oefenen in deugdzaamheid, concentratie, en wijsheid. Dit heet 'de drievoudige training' (tividha sikkha). Het impliceert liefdevolle vriendelijkheid, goodwill, vreugde schenken in het geluk en welzijn van anderen, gelijkmoedigheid en mededogen. Dit zijn hoedanigheden die niet van buitenaf aangereikt kunnen worden, maar van binnen uit gecultiveerd moeten worden. Het pad van de Boeddha wordt in de Dhammapada kort en duidelijk weergegeven met deze oude, maar altijd frisse woorden: "Het vermijden van al het kwaad, altijd het goede doen en de eigen geest zuiveren; dit is de Leer van alle Boeddha's." Om het hoogste doel van de mens te verwezenlijken, je ware natuur te realiseren, is het absoluut noodzakelijk om jezelf te zuiveren. Dat is de enige manier om tot volmaakte zuiverheid te komen en daarom ook de enige weg.

Aanvullende toelichting

In de toespraak heeft de Boeddha het tegen de monniken. Men dient echter goed te begrijpen, dat de Boeddha het net zo goed tegen jou kan hebben, en of je nu monnik bent, non, of iemand die gewoon het huiselijke leven leidt, doet niet ter zake. Voor iedereen is het mogelijk om bevrijding van de geest te verwerkelijken en daarom dien je goed te beseffen dat de Leer niet alleen voor monniken en nonnen bedoeld is of wellicht uit de tijd is. Voor de gehele mensheid heeft de Boeddha twee dingen heel goed duidelijk gemaakt: het lijden en het ophouden ervan. Het mededogen van de Boeddha strekte zich uit naar alle wezens ongeacht hun status, huidkleur, nationaliteit, religie, geslacht of wat voor uiterlijke verschillen er dan ook kunnen zijn. Besef dat er monniken en nonnen zijn die door nalatigheid het hoogste doel missen, en dat er mensen zijn die het doel bereiken terwijl zij het gewone huiselijke leven leiden. Succes hangt niet af van status, rang of van wat voor soort onbenulligheden dan ook.

Soms trekken mensen zich een paar dagen terug in een bos of op een andere afgezonderde plaats om even tot rust te komen. Dat zal er zeker toe bijdragen om een goede basis te leggen voor meditatie, maar bedenk wel, dat iemand een bepaalde periode in een woud kan verblijven met een verwarde geest, en dat iemand met een rustige geest in een dorp of stad kan leven tussen andere mensen: het eerste is makkelijker dan het laatste, maar dat laatste is veel waardevoller. Om onszelf goed op weg te helpen brengt een tijdelijke afzondering dus ongetwijfeld voordeel omdat het in het begin moeilijk is je in een chaotische wereld te concentreren. Toch, het eigenlijke leren en trainen doe je vooral in je alledaagse leven. Het is makkelijk om je in een woud 'vrij' te voelen, maar in een chaotische wereld is dat veel moeilijker. Maar daar liggen voor ons de grote leermomenten. Bovendien moet meditatie niet een ontsnapping aan het leven zijn, maar dien je er juist middenin te gaan staan. De fundamenten van indachtigheid dienen overigens niet slechts in momenten van meditatie beoefend te worden, maar tijdens je hele leven; vierentwintig uur per dag. Naarmate je deze meditatie beoefent, zal je gewaarzijn zich uitstrekken over je dagelijkse bezigheden zodat je steeds alle toestanden volledig zult begrijpen en in de hand zult krijgen. Het leven zal zich transformeren van een diepe droom naar pure werkelijkheid. Zo zal het leven een meer meditatief karakter krijgen.

Iemand die deze fundamenten van indachtigheid beoefent dient steeds de drie karakters van het bestaan in ogenschouw te nemen, namelijk: vergankelijkheid (aniccata), lijden of het onbevredigende aspect (dukkha), en instabiliteit of het onwezenlijke (anatta) van dingen. Alle verschijningsvormen, alle dingen hebben deze drie eigenschappen gemeen, en omdat de beoefenaar zich dat volledig gewaar is, grijpt hij/zij zich nergens meer in de wereld aan vast. In de teksten zegt de Boeddha vaak:

"De geïnstrueerde edele leerling, monniken, die het zo ziet, hunkert niet naar materiële vorm, gevoel, waarneming, mentale factoren en bewustzijn[1]. Door hartstochtloosheid is hij onthecht, door onthechting is hij bevrijd; in bevrijding ontstaat het besef dat hij bevrijd is, en hij begrijpt: 'Geboorte is vernietigd, het heilige leven is geleefd (magga brahmacariya), wat gedaan moest worden is gedaan (katam karniyam), er komt niets meer tot elke staat van bestaan (naparam itthattaya)[2].'"

In de Dhammapada staan een paar verzen omtrent deze drie karakters van het bestaan:

277. Wanneer met wijsheid de vergankelijkheid van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid.

278. Wanneer met wijsheid het lijden van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid.

279. Wanneer met wijsheid het onwezenlijke van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid.

Voor meer zie Dhp277-279.

Bij degene die deze oefening goed uitvoert, zullen er geen gedachten meer ontstaan van een onveranderlijke ziel, geest, of een zelf. Alle gedachten van 'ik', 'mij' of 'mijn' zullen volledig ophouden te bestaan omdat men de ware aard van dingen ziet: anicca, dukkha en anatta. Dit is de sleutel tot perfecte wijsheid. Wie tot duidelijk begrip komt en de dingen perfect ziet zoals ze werkelijk zijn, heeft het hoogste doel bereikt.

De juiste inspanning en de juiste gedachten gaan hand in hand, helpen je beide om jezelf te checken op onzuivere gedachten en om goede gedachten te ontwikkelen. Zoals de Meester uiteenzet in het begin van de toespraak, is het viervoudig 'opwekken van indachtigheid' de enige weg die de reeds bevrijden veilig zijn gegaan. Vandaar dat er gezegd wordt:

"Iemand die altijd deugdzaam is, wijs, goed geconcentreerd, die goed naar binnen kijkt en indachtig is; hij is degene die de stroom oversteekt, de stroom die zo moeilijk over te steken is." (Snp1-09)

Het zal veel inspanning en wilskracht vergen om het geheel goed te bevatten, maar eens zullen de vruchten zegenrijk voor je zijn. Verwacht niet te snel resultaten want mentale ontwikkeling vergt veel tijd. Zorg ervoor dat het lezen en het oefenen elkaar steeds aanvullen. Het regelmatig doornemen van de tekst zal je oefening ondersteunen. Laat ons nu eens gaan kijken wat de Boeddha precies bedoelt met die 'enige weg'.

De Sutta

1. [3] Aldus heb ik gehoord[4]. Eens verbleef de Gezegende bij de Kuru's, in Kammasadhamma[5], een marktstad van het Kuru volk. Toen sprak de Gezegende de monniken als volgt toe: "Monniken", en zij antwoordden: "Eerwaarde Heer." En de Gezegende sprak als volgt:

"Dit is de enige weg (ekayana)[6], monniken, voor de zuivering van wezens, voor het overwinnen van verdriet en weeklagen, voor de vernietiging van lijden en smart, om het juiste pad[7] te bereiken, voor de verwezenlijking van Nibbana, namelijk, de vier fundamenten van indachtigheid[8]."

"Welke zijn deze vier?"

  1. "Hierin[9], monniken, beschouwt een monnik[10] het lichaam als een lichaam (kaya nupassana)[11]. Hij doet dat ijverig (atapi), met helder begrip (sampajano) en indachtig (satima), terwijl hij (tijdelijk)[12] de hebzucht (abhijjha) en smart (domanassa) in deze wereld (loke) (van het lichaam) opgeeft."
  2. "Hij beschouwt gevoelens als gevoelens (vedana nupassana). Hij doet dat ijverig, met duidelijk begrip en aandachtig, terwijl hij (tijdelijk) de hebzucht en smart in deze wereld (van gevoelens) opgeeft."
  3. "Hij beschouwt bewustzijn als bewustzijn (citta nupassana). Hij doet dat ijverig, met duidelijk begrip en aandachtig, terwijl hij (tijdelijk) de hebzucht en smart in deze wereld (van het bewustzijn) opgeeft."
  4. "Hij beschouwt mentale objecten als mentale objecten (dhamma nupassana). Hij doet dat ijverig, met duidelijk begrip en aandachtig, terwijl hij (tijdelijk) de hebzucht en smart in deze wereld (van mentale objecten) opgeeft."

Indachtigheid van het lichaam - Kaya nupassana

Indachtigheid omtrent de ademhaling - Anapana Sati

2. "En hoe, monniken, beschouwt een monnik het lichaam als een lichaam?"

"Hierin, monniken, zit een monnik neer die naar het woud is gegaan, naar de voet van een boom, of naar een lege ruimte, buigt zijn benen kruiselings[13] in zijn schoot, houdt zijn lichaam rechtop en wekt indachtigheid op omtrent het object van meditatie, namelijk, de adem die recht voor hem is[14]."

"Indachtig[15] ademt hij in, en indachtig ademt hij uit. Wanneer hij lang inademt[16], dan weet hij: 'Ik adem lang in'; wanneer hij lang uitademt, dan weet hij: 'Ik adem lang uit'; wanneer hij kort inademt, dan weet hij: 'Ik adem kort in'; wanneer hij kort uitademt, dan weet hij: 'Ik adem kort uit.' -- Zo traint hij zichzelf: 'Ik zal inademen en het hele (adem)lichaam (sabbakayapatisamvedi)[17] ervaren'. Zo traint hij zichzelf: 'Ik zal uitademen en het hele (adem)lichaam ervaren'. Zo traint hij zichzelf: 'Ik zal inademen en de activiteit van de formatie van het (adem)lichaam kalmeren (passambhayam kayasamkharam)'[18]. Zo traint hij zichzelf: 'Ik zal uitademen en de activiteit van het lichaam kalmeren.'"

De gelijkenis van de acrobaat

"Net zoals een handige acrobaat of de leerling van de acrobaat, wanneer hij lang tuimelt, weet: 'Ik tuimel lang'; of als hij kort tuimelt, 'Ik tuimel kort', net zo, monniken, weet een monnik, wanneer hij lang inademt: 'Ik adem lang in'; wanneer hij lang uitademt, dan weet hij: 'Ik adem lang uit'; wanneer hij kort inademt, dan weet hij: 'Ik adem kort in'; wanneer hij kort uitademt, dan weet hij: 'Ik adem kort uit.' Zo traint hij zichzelf: 'Ik zal inademen en het hele (adem)lichaam ervaren.' Zo traint hij zichzelf: 'Ik zal uitademen en het hele (adem)lichaam ervaren.' Zo traint hij zichzelf: 'Ik zal inademen en de activiteit van de formatie van het (adem)lichaam kalmeren.' Zo traint hij zichzelf: 'Ik zal uitademen en de activiteit van de formatie van het (adem)lichaam kalmeren.'"

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam[19]. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam[20]."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam[21]', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk[22] en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, beschouwt een monnik het lichaam als een lichaam."

De houdingen van het lichaam - Iriyapatha

3. "En verder, monniken, wanneer hij loopt, weet een monnik: 'Ik loop[23]'; wanneer hij staat, weet hij: 'Ik sta'; wanneer hij zit, weet hij: 'Ik zit'; wanneer hij ligt, weet hij: 'Ik lig'; of gewoon als zijn lichaamshouding verandert, weet hij dit."

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

De vier soorten van helder begrip - Catusampajañña

4. "En verder, monniken, is een monnik, in het naar voren gaan en in het naar achteren gaan, een persoon die helder begrip (sampajañña)[24] beoefent; in het recht vooruit kijken en in het naar de andere richtingen kijken, een persoon die helder begrip beoefent; in het buigen en het strekken, een persoon die helder begrip beoefent; in het dragen van het schoudergewaad, de andere twee gewaden en de bedelnap, een persoon die helder begrip beoefent; in het aanschouwen van wat gegeten, gedronken, gekauwd, en genoten wordt, een persoon die helder begrip beoefent; als hij zijn ontlasting doet en urineert, een persoon die helder begrip beoefent; in lopen, in staan, in zitten, in slapen, in ontwaken, in spreken en in zwijgen, een persoon die helder begrip beoefent."

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Het beschouwen van de walgelijkheden van het lichaam - Patikkulamanasikara

5. "En verder, monniken, beschouwt een monnik dit lichaam dat slechts gehuld is in een huid en vol met veel onreinheden is vanaf de voetzolen naar boven, en vanaf het haar op het hoofd naar beneden, en denkt hij: 'Er is in en aan dit lichaam haar van het hoofd, haar van het lichaam, nagels, tanden, huid, vlees, zenuwen, botten, merg, nieren, hart, lever, middenrif, milt, longen, dikke darmen, dunne darmen, de inhoud van de maag, ontlasting, gal, slijm, etter, bloed, zweet, vet, tranen, lymfe, speeksel, snot, gewrichtssmeer, en urine.'"

De gelijkenis van de zak met ingrediënten

"Juist zoals, monniken, er een zak zou zijn met twee openingen, gevuld met graan van verschillende soorten, namelijk: heuvelrijst, rijst van het laagland, bonen, tuinbonen, sesamzaad, gepelde rijst[25]; en een man met ogen die goed zien, zou, nadat hij de zak losgemaakt heeft, denken: 'Dit is heuvelrijst; dit is rijst van het laagland; dit zijn bonen; dit zijn tuinbonen; dit is sesamzaad; dit is gepelde rijst.' Op dezelfde manier, monniken, beschouwt een monnik dit lichaam dat slechts gehuld is in een huid en vol met veel onreinheden is vanaf de voetzolen naar boven, en vanaf het haar op het hoofd naar beneden, en denkt hij: 'Er is in en aan dit lichaam haar van het hoofd, haar van het lichaam, nagels, tanden, huid, vlees, zenuwen, botten, merg, nieren, hart, lever, middenrif, milt, longen, dikke darmen, dunne darmen, de inhoud van de maag, ontlasting, gal, slijm, etter, bloed, zweet, vet, tranen, lymfe, speeksel, snot, gewrichtssmeer, en urine[26].'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

De beschouwing van de materiële elementen - Dhatumanasikara

6. "En verder, monniken, beschouwt een monnik in dit lichaam overeenkomstig het beweegt of gerangschikt is, de elementen van materie, en denkt: 'Er zijn in dit lichaam het element van vastheid (pathavi), het element van vloeibaarheid (apo), het element van temperatuur (tejo), en het element van beweging (vayo)[27].'"

De gelijkenis van de geslachte koe

"Monniken, op wat voor een manier ook een handige koeienslachter of de leerling van een koeienslachter een koe heeft geslacht en in porties heeft verdeeld, en bij een kruising van vier wegen moet gaan zitten (om het vlees te kunnen verkopen)[28]; op diezelfde manier beschouwt een monnik in dit lichaam overeenkomstig hoe het gepositioneerd of gerangschikt is, de elementen van materie, al denkende: 'Er is in dit lichaam het element van vastheid, het element van vloeibaarheid, het element van temperatuur, en het element van beweging.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Beschouwingen van de negen soorten lichamen - Navasivathikapabba
Contemplatie op de begraafplaats 1

7. "En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat één, twee, drie dagen dood is; gezwollen, blauw, vol met etter is en op de begraafplaats geworpen is, denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Contemplatie op de begraafplaats 2

8. "En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat op de begraafplaats geworpen is, terwijl het wordt gegeten door kraaien, haviken, gieren, honden, jakhalzen of door verschillende soorten van wormen, denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Contemplatie op de begraafplaats 3

9. "En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat op de begraafplaats geworpen is en tot een skelet met wat vlees en bloed gereduceerd is en door pezen bij elkaar gehouden wordt, denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Contemplatie op de begraafplaats 4

"En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat op de begraafplaats geworpen is en tot een met bloed besmeurd skelet zonder vlees gereduceerd is, maar nog door banden bij elkaar gehouden wordt, denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Contemplatie op de begraafplaats 5

"En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat op de begraafplaats geworpen is en tot een skelet gereduceerd is dat met pezen bij elkaar gehouden wordt, maar zonder vlees en niet met bloed besmeurd is, denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Contemplatie op de begraafplaats 6

"En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat op de begraafplaats geworpen is en gereduceerd is tot een stel van elkaar af liggende botten, verspreid liggend in alle richtingen -- een bot van een hand, een bot van een voet, een scheenbeen, een dijbeen, het bekken, de ruggengraat en de schedel, elk op een andere plaats -- denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Contemplatie op de begraafplaats 7

10. "En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat op de begraafplaats geworpen is en gereduceerd is tot botten, wit als een schelp, denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Contemplatie op de begraafplaats 8

"En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat op de begraafplaats geworpen is en gereduceerd is tot botten die al langer dan een jaar bij elkaar op een hoopje liggen, denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Contemplatie op de begraafplaats 9

"En verder, monniken, als een monnik, in welke hoedanigheid dan ook, een lichaam ziet dat op de begraafplaats geworpen is en gereduceerd is tot vergane botten en stof geworden is, denkt hij over zijn eigen lichaam aldus: 'Waarlijk, dit lichaam van mij is van dezelfde aard als dat lichaam, het zal hetzelfde ondergaan als dat lichaam en het zal daar niet aan ontkomen.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt extern het lichaam als een lichaam, of hij beschouwt zowel intern als extern het lichaam als een lichaam. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent het lichaam; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent het lichaam; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent het lichaam."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts een lichaam', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam."

Indachtigheid van gevoelens - Vedana nupassana

11. "En hoe, monniken, beschouwt een monnik gevoelens als gevoelens?"

"Hierin, monniken, weet een monnik, wanneer hij een aangenaam gevoel ervaart: 'Dit is een aangenaam gevoel'; wanneer hij een onaangenaam gevoel ervaart, weet hij: 'Dit is een onaangenaam gevoel'; wanneer hij een noch aangenaam noch onaangenaam gevoel ervaart, weet hij: 'Dit is een noch aangenaam noch onaangenaam gevoel'; wanneer hij een aangenaam werelds gevoel (samisa) ervaart, weet hij: 'Dit is een aangenaam werelds gevoel'; wanneer hij een aangenaam spiritueel (niet-werelds) (niramisa) gevoel ervaart, weet hij: 'Dit is een aangenaam spiritueel gevoel'; wanneer hij een onaangenaam werelds gevoel ervaart, weet hij: 'Dit is een onaangenaam werelds gevoel'; wanneer hij een onaangenaam spiritueel gevoel ervaart, weet hij: 'Dit is een onaangenaam spiritueel gevoel'; wanneer hij een noch aangenaam noch onaangenaam werelds gevoel ervaart, weet hij: 'Dit is een noch aangenaam noch onaangenaam werelds gevoel'; wanneer hij een noch aangenaam noch onaangenaam spiritueel gevoel ervaart, weet hij: 'Dit is een noch aangenaam noch onaangenaam spiritueel gevoel[29].'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern gevoelens als gevoelens, of hij beschouwt extern gevoelens als gevoelens, of hij beschouwt zowel intern als extern gevoelens als gevoelens. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent gevoelens; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent gevoelens; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent gevoelens[30]."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er zijn slechts gevoelens', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van gevoelens."

Indachtigheid van de geest - Citta nupassana

12. "En hoe, monniken, beschouwt een monnik de geest als de geest[31]?"

"Hierin, monniken, kent een monnik de geest met begeerte (lobha) als de geest met begeerte; de geest zonder begeerte als de geest zonder begeerte; de geest met haat (dosa) als de geest met haat; de geest zonder haat, als de geest zonder haat; de geest met onwetendheid (moha) als de geest met onwetendheid; de geest zonder onwetendheid als de geest zonder onwetendheid; de vernauwde geest (sankhitta citta) als de vernauwde geest[32]; de afgeleide geest (vikkhitta citta) als de afgeleide geest[33]; de ontwikkelde staat van de geest (mahaggata citta) als de ontwikkelde staat van de geest[34]; de onontwikkelde staat van de geest (amahaggata citta of kamavacara citta) als de onontwikkelde staat van de geest[35]; de overtrefbare geest (sauttara citta) als de overtrefbare geest[36]; de onovertrefbare geest (anuttara citta) als de onovertrefbare geest[37]; de geconcentreerde geest (samahita citta) als de geconcentreerde geest; de ongeconcentreerde geest (asmahita citta) als de ongeconcentreerde geest; de bevrijde geest (vimutta citta) als de bevrijde geest[38]; de niet bevrijde geest (avimutta citta) als de niet bevrijde geest."

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern de geest als de geest, of hij beschouwt extern de geest als de geest, of hij beschouwt zowel intern als extern de geest als de geest. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent de geest; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent de geest; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent de geest[39]."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er is slechts bewustzijn', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van de geest."

Indachtigheid van mentale objecten - Dhamma nupassana

13. "En hoe, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten[40]?"

De vijf hindernissen - Pañca nivarana

"Hierin, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de vijf hindernissen (pañca nivarana)."

"Hoe, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de vijf hindernissen?"

Zintuiglijk verlangen

"Hierin, monniken, weet een monnik wanneer zintuiglijk verlangen (kamacchanda) in hem aanwezig is: 'Er is zintuiglijk verlangen in mij', of als zintuiglijk verlangen in hem afwezig is, dan weet hij: 'Er is geen zintuiglijk verlangen in mij.' Hij begrijpt hoe het opkomen van zintuiglijk verlangen dat nog niet is ontstaan tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van reeds opgekomen zintuiglijk verlangen tot stand komt; en hij begrijpt hoe het opgegeven zintuiglijk verlangen in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

Kwade wil

"Wanneer kwade wil (vyapada) in hem aanwezig is, dan weet hij: 'Er is kwade wil in mij', of als kwade wil in hem afwezig is, dan weet hij: 'Er is geen kwade wil in mij.' Hij begrijpt hoe het opkomen van kwade wil dat nog niet is ontstaan tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van reeds opgekomen kwade wil tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven kwade wil in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

Luiheid en traagheid

"Wanneer luiheid en traagheid (thina middha) in hem aanwezig zijn, dan weet hij: 'Luiheid en traagheid zijn in mij aanwezig', of als luiheid en traagheid in hem afwezig zijn, weet hij: 'Luiheid en traagheid zijn niet in mij.' Hij begrijpt hoe het opkomen van luiheid en traagheid die nog niet is ontstaan tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van reeds opgekomen luiheid en traagheid tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven luiheid en traagheid in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

Rusteloosheid en bezorgdheid

"Wanneer rusteloosheid en bezorgdheid (uddhacca kukkucca) in hem aanwezig zijn, dan weet hij: 'Rusteloosheid en bezorgdheid zijn in mij aanwezig', of als rusteloosheid en bezorgdheid in hem afwezig zijn, dan weet hij: 'Rusteloosheid en bezorgdheid zijn niet in mij.' Hij begrijpt hoe het opkomen van rusteloosheid en bezorgdheid die nog niet ontstaan is tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van opgekomen rusteloosheid en bezorgdheid tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven rusteloosheid en bezorgdheid in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

Twijfel

"Wanneer twijfel (vicikiccha) in hem aanwezig is, weet hij: 'Er is twijfel in mij', of als twijfel in hem afwezig is, weet hij: 'Er is geen twijfel in mij.' Hij begrijpt hoe het opkomen van twijfel die nog niet ontstaan is tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van opgekomen twijfel tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven twijfel in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt extern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt zowel intern als extern mentale objecten als mentale objecten. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent mentale objecten; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent mentale objecten; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent mentale objecten."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er zijn slechts mentale objecten', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van mentale objecten, te weten de vijf hindernissen."

De vijf aggregaten van hechten - Pañca upadana kkhandha

14. "En verder, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de vijf aggregaten van hechten (pañca upadana kkhandha)."

"Hoe, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de vijf aggregaten van hechten?"

"Hierin, monniken, weet een monnik:

Materiële vorm

'Aldus is materiële vorm (rupa); aldus is het ontstaan van materiële vorm; en aldus is het verdwijnen van materiële vorm.'

Gevoelens

'Aldus zijn gevoelens (vedana); aldus is het ontstaan van gevoelens; en aldus is het verdwijnen van gevoelens.'

Waarneming

'Aldus is waarneming (sañña); aldus is het ontstaan van waarneming; en aldus is het verdwijnen van waarneming.'

Mentale formaties

'Aldus zijn mentale formaties (sankhara)[41]; aldus is het ontstaan van mentale formaties; en aldus is het verdwijnen van mentale formaties.'

Bewustzijn

'Aldus is bewustzijn (viññana); aldus is het ontstaan van bewustzijn; en aldus is het verdwijnen van bewustzijn.'"

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt extern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt zowel intern als extern mentale objecten als mentale objecten. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent mentale objecten; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent mentale objecten; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent mentale objecten."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er zijn slechts mentale objecten', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van mentale objecten, te weten de vijf aggregaten van hechting."

De zes innerlijke en de zes uiterlijke zintuigbases - Salayatana

15. "En verder, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de zes innerlijke zintuigbases (adhyatma ayatana) en de zes uiterlijke zintuigbases (bahir ayatana)[42]."

"Hoe, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de zes innerlijke en de zes uiterlijke zintuigbases?"

Het oog en materiële vormen

"Hierin, monniken, begrijpt een monnik het oog en materiële vormen en de band die afhankelijk van beide (het oog en vormen) ontstaat[43]. Hij begrijpt hoe het opkomen van de band die nog niet ontstaan is tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van de reeds opgekomen band tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven band in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

Het oor en het geluid

"Hij begrijpt het oor en geluiden en de band die afhankelijk van beide (het oor en het geluid) ontstaat. Hij begrijpt hoe het opkomen van de band die nog niet ontstaan is tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van de reeds opgekomen band tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven band in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

De neus en de geur

"Hij begrijpt de neus en geuren en de band die afhankelijk van beide (de neus en geuren) ontstaat. Hij begrijpt hoe het opkomen van de band die nog niet ontstaan is tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van de reeds opgekomen band tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven band in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

De tong en de smaak

"Hij begrijpt de tong en smaken en de band die afhankelijk van beide (de tong en smaken) ontstaat. Hij begrijpt hoe het opkomen van de band die nog niet ontstaan is tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van de reeds opgekomen band tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven band in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

Het lichaam en tastbare dingen

"Hij begrijpt het lichaam en tastbare dingen en de band die afhankelijk van beide (het lichaam en tastbare dingen) ontstaat. Hij begrijpt hoe het opkomen van de band die nog niet ontstaan is tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van de reeds opgekomen band tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven band in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

De geest en mentale objecten

"Hij begrijpt de geest en mentale objecten en de band die afhankelijk van beide (de geest en mentale objecten) ontstaat. Hij begrijpt hoe het opkomen van de band die nog niet ontstaan is tot stand komt; hij begrijpt hoe het opgeven van de reeds opgekomen band tot stand komt; en hij begrijpt hoe de opgegeven band in de toekomst niet meer tot stand zal komen."

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt extern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt zowel intern als extern mentale objecten als mentale objecten. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent mentale objecten; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent mentale objecten; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent mentale objecten."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er zijn slechts mentale objecten', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van mentale objecten, te weten de zes innerlijke en de zes uiterlijke zintuigbases."

De zeven factoren van verlichting - Bojjhanga

16. "En verder, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de zeven factoren van verlichting."

"Hoe, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de zeven factoren van verlichting?"

Verlichtingsfactor indachtigheid

"Hierin, monniken, wanneer de verlichtingsfactor indachtigheid (sati sambojjhanga) aanwezig is, weet een monnik: 'De verlichtingsfactor indachtigheid is in mij'; of wanneer de verlichtingsfactor indachtigheid afwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor indachtigheid is niet in mij'; en hij begrijpt hoe het ontstaan van de verlichtingsfactor indachtigheid die nog niet ontstaan is tot stand komt; en hoe de voltooiing[44] door het ontwikkelen van de reeds opgekomen verlichtingsfactor indachtigheid tot stand zal komen."

Verlichtingsfactor onderzoek naar dhamma's

"Wanneer de verlichtingsfactor onderzoek naar dhamma's (dhamma vicaya sambojjhanga)[45] aanwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor onderzoek naar dhamma's is in mij'; of wanneer de verlichtingsfactor onderzoek naar dhamma's afwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor onderzoek naar dhamma's is niet in mij'; en hij begrijpt hoe het ontstaan van de verlichtingsfactor onderzoek naar dhamma's die nog niet ontstaan is tot stand komt; en hoe de voltooiing door het ontwikkelen van de reeds opgekomen verlichtingsfactor onderzoek naar dhamma's tot stand zal komen."

Verlichtingsfactor energie

"Wanneer de verlichtingsfactor energie (viriya sambojjhanga) aanwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor energie is in mij'; of wanneer de verlichtingsfactor energie afwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor energie is niet in mij'; en hij begrijpt hoe het ontstaan van de verlichtingsfactor energie die nog niet ontstaan is tot stand komt; en hoe de voltooiing door het ontwikkelen van de reeds opgekomen verlichtingsfactor energie tot stand zal komen."

Verlichtingsfactor vreugde

"Wanneer de verlichtingsfactor vreugde (piti sambojjhanga) aanwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor vreugde is in mij'; of wanneer de verlichtingsfactor vreugde afwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor vreugde is niet in mij'; en hij begrijpt hoe het ontstaan van de verlichtingsfactor vreugde die nog niet ontstaan is tot stand komt; en hoe de voltooiing door het ontwikkelen van de reeds opgekomen verlichtingsfactor vreugde tot stand zal komen."

Verlichtingsfactor kalmte

"Wanneer de verlichtingsfactor kalmte (passaddhi sambojjhanga) aanwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor kalmte is in mij'; of wanneer de verlichtingsfactor kalmte afwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor kalmte is niet in mij'; en hij begrijpt hoe het ontstaan van de verlichtingsfactor kalmte die nog niet ontstaan is tot stand komt; en hoe de voltooiing door het ontwikkelen van de reeds opgekomen verlichtingsfactor kalmte tot stand zal komen."

Verlichtingsfactor concentratie

"Wanneer de verlichtingsfactor concentratie (samadhi sambojjhanga) aanwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor concentratie is in mij'; of wanneer de verlichtingsfactor concentratie afwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor concentratie is niet in mij'; en hij begrijpt hoe het ontstaan van de verlichtingsfactor concentratie die nog niet ontstaan is tot stand komt; en hoe de voltooiing door het ontwikkelen van de reeds opgekomen verlichtingsfactor concentratie tot stand zal komen."

Verlichtingsfactor gelijkmoedigheid

"Wanneer de verlichtingsfactor gelijkmoedigheid (upekkha sambojjhanga) aanwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor gelijkmoedigheid is in mij'; of wanneer de verlichtingsfactor gelijkmoedigheid afwezig is, weet hij: 'De verlichtingsfactor gelijkmoedigheid is niet in mij'; en hij begrijpt hoe het ontstaan van de verlichtingsfactor gelijkmoedigheid die nog niet ontstaan is tot stand komt; en hoe de voltooiing door het ontwikkelen van de reeds opgekomen verlichtingsfactor gelijkmoedigheid tot stand zal komen."

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt extern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt zowel intern als extern mentale objecten als mentale objecten. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent mentale objecten; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent mentale objecten; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent mentale objecten."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er zijn slechts mentale objecten', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van mentale objecten, te weten de zeven factoren van verlichting."

De Vier Edele Waarheden - Cattari Ariya Sacca

17. 44. "En verder, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de Vier Edele Waarheden (cattari ariya sacca)."

"Hoe, monniken, beschouwt een monnik mentale objecten als mentale objecten, te weten de Vier Edele Waarheden?"

"Hierin, monniken, begrijpt een monnik overeenkomstig de realiteit: 1. 'Dit is lijden' (dukkha); en hij begrijpt overeenkomstig de realiteit: 2. 'Dit is de oorzaak van lijden' (samudaya); en hij begrijpt overeenkomstig de realiteit: 3. 'Dit is de opheffing van lijden' (nirodha); en hij begrijpt overeenkomstig de realiteit: 4. 'Dit is het pad dat leidt tot opheffing van lijden' (magga)[46]."

Het bestaan van lijden

18. "En wat, monniken, is de edele waarheid van lijden (dukkha)? Geboorte (jati) is lijden, ouderdom (jara) is lijden, ziekte (vyadhi) is lijden, dood (marana) is lijden, verdriet (soka) en weeklagen (parideva), pijn (dukkha), smart (domanassa) en wanhoop (sambhavanti) zijn lijden; gevoegd worden bij het onaangename is lijden (appiyehisampayoga), gescheiden worden van het geliefde is lijden (piyehivippayoga), niet krijgen wat men wil (yampiccam nalabhati tampi dukkam), is lijden -- kortom, de vijf groepen (die het object zijn) van hechten (pañca upadana kkhandha), zijn lijden (samkhittena pañcupadanakkhandha dukkha)."

"Wat, nu, is geboorte? Het is de geboorte van wezens die tot welke orde dan ook behoren, hun geboren worden, hun ontstaan, hun conceptie, hun in het bestaan komen, de manifestatie van de aggregaten, hun verwerving van de zintuigbases -- dit heet geboorte."

"En wat is ouderdom? Het is de veroudering van wezens die tot welke orde dan ook behoren, zij worden zwak, afgeleefd, grijs en gerimpeld; het verzwakken van hun vitale kracht, het uitgeput raken van hun zintuiglijke vermogens -- dit heet ouderdom."

"En wat is dood? Het is het vertrekken en het wegsterven van wezens die tot welke orde dan ook behoren, hun vernietiging, verdwijning, dood, de beëindiging van hun levensperiode, ontbinding van de aggregaten, het afwerpen van het lichaam -- dit heet dood."

"En wat is verdriet? Het is het verdriet dat ontstaat door enigerlei verlies of ongeluk dat men ontmoet, het verdrietige, de verdrietige staat van de geest, het innerlijke verdriet, innerlijke ellende -- dit heet verdriet."

"En wat is weeklagen? Over welk verlies of ongeluk dan ook dat men ontmoet, is er jammeren en weeklagen, gejammer en geweeklaag, de staat van jammeren en weeklagen -- dit heet weeklagen."

"En wat is pijn? Het is de lichamelijke pijn en het lichamelijk onaangename, het pijnlijke en onaangename gevoel dat voortkomt uit lichamelijk contact -- dit heet pijn."

"En wat is smart? Het is de mentale pijn en de mentale onaangenaamheid, het pijnlijke en onaangename gevoel dat voortkomt uit mentaal contact -- dit heet smart."

"En wat is wanhoop? Het is de droefheid en wanhoop die ontstaan door een verlies of ongeluk dat men ontmoet, de staat van droefheid en radeloosheid -- dit heet wanhoop."

"En wat is het lijden van 'niet krijgen wat men wil'? In wezens die onderhevig zijn aan geboorte, ontstaat de wens: 'O, dat wij niet onderhevig aan geboorte zullen zijn! O, dat ons geen nieuwe geboorte te wachten zal staan!' En in wezens die onderhevig aan ouderdom, ziekte, dood, verdriet, weeklagen, pijn, smart en wanhoop zijn, verrijst de wens: 'O, dat wij niet onderworpen zullen zijn aan deze dingen! O, dat deze dingen ons niet te wachten zullen staan!' Maar dit kan niet verkregen worden door het alleen maar te wensen -- en niet krijgen wat men wel wenst, is lijden."

"En wat is (de bedoeling van het standpunt) 'Kortom, de vijf groepen van hechten, zijn lijden'? Het zijn de vijf aggregaten van materiële vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn -- dit heet: 'kortom, de vijf groepen van hechten, zijn lijden.'"

"Dit, monniken, is de edele waarheid van lijden."

De oorzaak van lijden

19. "En wat, monniken, is de edele waarheid van de oorzaak (samudaya) van lijden? Het is de hunkering die wedergeboorte (patisandhi) veroorzaakt en welke gepaard gaat met hartstocht en wellust, en welke bevrediging zoekt in dingen, dan weer hier, dan weer daar, namelijk: hunkering naar zintuiglijke geneugten (kama tanha), hunkering naar bestaan, en hunkering naar niet-bestaan (zie tanha)."

"Maar waar ontstaat deze hunkering en waar wortelt deze zich? Overal in de wereld[47] waar hartstochtelijke en aangename dingen zijn, daar ontstaat deze hunkering en daar heeft het zich geworteld."

"Oog, oor, neus, tong, lichaam en geest zijn verrukkelijk en aangenaam; daar ontstaat deze hunkering en daar heeft het zich geworteld."

"Visuele vormen, geluiden, geuren, smaken, lichamelijke indrukken en mentale objecten, zijn verrukkelijk en aangenaam; daar ontstaat deze hunkering en daar heeft het zich geworteld."

"Oogbewustzijn, oorbewustzijn, neusbewustzijn, tongbewustzijn, lichaamsbewustzijn en geestesbewustzijn[48] is (...)."

"Het (corresponderende zesvoudige) contact is (...)."

"Het gevoel dat ontstaat vanuit dat zesvoudige contact is (...)."

"De zesvoudige wil (gericht naar visuele vormen, geluiden, etc.) is (...)."

"De zesvoudige hunkering (gericht naar visuele vormen, geluiden, etc.) is (...)."

"De zesvoudige gedachteconceptie (omtrent visuele vormen, geluiden, etc.) is (...)."

"De zesvoudige redenerende/aanhoudende gedachten zijn verrukkelijk en aangenaam; daar ontstaat deze hunkering en daar wortelt zij zich."

"Dit, monniken, is de edele waarheid van de oorzaak van lijden."

De opheffing van lijden

20. "En wat, monniken, is de edele waarheid van de opheffing (nirodha) van lijden? Het is het volledig doen verwelken en doen ophouden, het opgeven, het laten varen, het loslaten en het verwerpen van deze hunkering."

"Maar waar moet deze hunkering opgegeven worden, waar moet zij uitgeblust worden? Overal in de wereld waar hartstochtelijke en aangename dingen zijn, daar moet deze hunkering opgegeven worden, daar moet het uitgeblust worden."

"Oog, oor, neus, tong, lichaam en geest zijn verrukkelijk en aangenaam; daar moet deze hunkering opgegeven worden, daar moet het uitgeblust worden."

"Visuele vormen, geluiden, geuren, smaken, lichamelijke indrukken en mentale objecten, zijn verrukkelijk en aangenaam; daar moet deze hunkering opgegeven worden, daar moet het uitgeblust worden."

"Oogbewustzijn, oorbewustzijn, neusbewustzijn, tongbewustzijn, lichaamsbewustzijn en geestesbewustzijn is (...)."

"Het (corresponderende zesvoudige) contact is (...)."

"Het gevoel dat ontstaat vanuit dat zesvoudige contact is (...)."

"De zesvoudige wil (gericht naar visuele vormen, geluiden, etc.) is (...)."

"De zesvoudige hunkering (gericht naar visuele vormen, geluiden, etc.) is (...)."

"De zesvoudige gedachteconceptie (omtrent visuele vormen, geluiden, etc.) is (...)."

"De zesvoudige redenerende/aanhoudende gedachten zijn verrukkelijk en aangenaam; daar moet deze hunkering opgegeven worden, daar moet zij uitgeblust worden." "Dit, monniken, is de edele waarheid van de opheffing van lijden."

Het pad dat leidt naar de opheffing van lijden

21. "En wat, monniken, is de edele waarheid van het pad (magga) dat leidt naar de opheffing van lijden? Het is eenvoudigweg het Edel Achtvoudige Pad (ariya atthangika magga), namelijk: juist begrip (samma ditthi), juiste gedachten (samma sankappa), juiste spraak (samma vaca), juist handelen (samma kammanta), juiste wijze van levensonderhoud (samma ajiva), juiste inspanning (samma vayama), juiste indachtigheid (samma sati), juiste concentratie (samma samadhi)."

"En wat, monniken, is juist begrip (samma ditthi)? Begrijpen wat lijden is; begrijpen wat de oorzaak van lijden is; begrijpen wat het ophouden van lijden is; begrijpen wat het pad is dat leidt naar de opheffing van lijden. Dit is juist begrip."

"En wat, monniken, zijn juiste gedachten (samma sankappa)? Gedachten die vrij zijn van wellust; gedachten die vrij zijn van kwade wil; gedachten die vrij zijn van kwelzucht. Dit zijn juiste gedachten."

"En wat, monniken, is juiste spraak (samma vaca)? Onthouding van het vertellen van leugens; onthouding van het spreken van lasterende taal; onthouding van het spreken van harde woorden; onthouding van onzinnig gepraat. Dit is juiste spraak."

"En wat, monniken, is juist handelen (samma kammanta)? Onthouding van doden; van het nemen wat niet gegeven is; van seksueel wangedrag. Dit is juist handelen."

"En wat, monniken, is de juiste wijze van levensonderhoud (samma ajiva)? Wanneer de edele leerling een verkeerde wijze van levensonderhoud vermijdt, en zich voorziet in zijn levensonderhoud op een juiste wijze. Dit is de juiste wijze van levensonderhoud."

"En wat, monniken, is juiste inspanning (samma vayama)? 1. "Hierin wekt een monnik zijn wil op om het opkomen van kwaad -- onheilzame staten -- te vermijden, hij spant zich in, wekt zijn energie op, richt zijn geest daarop en streeft daarnaar. 2. Om het kwaad -- onheilzame staten te overwinnen die reeds opgekomen zijn -- wekt hij zijn wil op, spant hij zich in, wekt zijn energie op, richt zijn geest daarop en streeft daarnaar. 3. Voor het opkomen van heilzame staten die nog niet opgekomen zijn, wekt hij zijn wil op, spant hij zich in, wekt zijn energie op, richt zijn geest daarop en streeft daarnaar. 4. Voor het handhaven van de heilzame staten die opgekomen zijn, om hen niet af te laten zwakken maar hen tot groei te brengen, tot volle wasdom en perfecte ontwikkeling -- wekt hij zijn wil op, spant hij zich in, wekt zijn energie op, richt zijn geest daarop en streeft daarnaar: dit is juiste inspanning."

"En wat, monniken, is juiste indachtigheid? (samma sati) 1. Hierin verblijft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van het lichaam met betrekking tot het lichaam; 2. hij beoefent de indachtigheid van gevoel met betrekking tot gevoelens; 3. hij beoefent de indachtigheid van de geest met betrekking tot de geest; 4. hij beoefent de indachtigheid van mentale objecten met betrekking tot mentale objecten. Hij doet dat vol ijver, helder begrijpend en oplettend, en overwint de begeerte en smart omtrent de wereld: dit is juiste indachtigheid."

"En wat, monniken, is juiste concentratie (samma samadhi)? Hierin gaat en verblijft een monnik, vrij van zintuiglijke dingen, vrij van karmisch onheilzame zaken, in de eerste meditatieve verdieping, die gepaard gaat met gedachteconceptie (vitakka)[49] en redenerend denken (vicara)[50] en die vervuld is van vreugde (piti) en geluk (sukha), geboren uit onthechting (viveka)."

"Dan, met het afnemen van gedachteconceptie (vitakka) en redenerend denken (vicara) [51], door het verkrijgen van innerlijke kalmte (passaddhi) en geestelijke eenheid (ekaggata), gaat en verblijft hij in de tweede meditatieve verdieping, die vrij is van gedachteconceptie en redenerend denken, maar vervuld is van vreugde (piti) en geluk (sukha), geboren uit onthechting."

"Met het verdwijnen van vreugde (piti), verblijft hij in gelijkmoedigheid (upekkha), indachtig (sati) en helder van begrip (samma pañña); en hij ervaart in eigen persoon die zegen waarvan de edelen van geest zeggen: 'Gelukkig leeft hij, die gelijkmoedig en indachtig is.' Aldus gaat en verblijft hij in de derde meditatieve verdieping."

"Na het opgeven van geluk (sukha) en pijn (dukkha), en met de hieraan voorafgaande verdwijning van vreugde (piti) en smart (domanassa), gaat en verblijft hij in de vierde meditatieve verdieping die noch geluk noch pijn kent, maar zuiverheid van indachtigheid vanwege gelijkmoedigheid (upekkha). Dit, monniken, is juiste concentratie[52]."

"Dit, monniken, is de edele waarheid van het pad dat leidt naar de opheffing van lijden."

Inzicht

"Op deze wijze beschouwt hij intern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt extern mentale objecten als mentale objecten, of hij beschouwt zowel intern als extern mentale objecten als mentale objecten. Hij beschouwt het opkomen van dingen (samudayadhamma) omtrent mentale objecten; hij beschouwt het vergaan van dingen (vayadhamma) omtrent mentale objecten; of hij beschouwt het opkomen én het vergaan van dingen omtrent mentale objecten."

"Of zijn indachtigheid is gegrondvest op de gedachte: 'Er zijn slechts mentale objecten', juist zoveel als nodig is voor de uitbreiding van inzicht en indachtigheid, en hij leeft onafhankelijk en grijpt zich nergens in de wereld aan vast. Zo, monniken, leeft een monnik en beoefent hij de indachtigheid van mentale objecten, te weten de Vier Edele Waarheden."

Succes verzekerd

22. "Waarlijk, monniken, als iemand deze fundamenten van indachtigheid, op deze wijze, zeven jaar zou beoefenen, dan kan hij één van deze twee resultaten verwachten: inzicht (voor de uiteindelijke bevrijding, dat wil zeggen Arahatschap) hier en nu; of, als er nog enige vorm van hechten aanwezig is, de staat van de niet-terugkerende[53] (anagami)."

"Monniken, afgezien van zeven jaren. Als iemand deze fundamenten van indachtigheid op deze wijze zes jaren, vijf jaren, vier jaren, drie jaren, twee jaren, of één jaar zou beoefenen, dan kan hij één van deze twee resultaten verwachten: inzicht hier en nu; of, als er nog enige vorm van hechten aanwezig is, de staat van de niet-terugkerende (anagami)."

"Monniken, afgezien van één jaar. Als iemand deze fundamenten van indachtigheid op deze wijze zeven maanden zou beoefenen, dan kan hij één van deze twee resultaten verwachten: inzicht hier en nu; of, als er nog enige vorm van hechten aanwezig is, de staat van de niet-terugkerende (anagami)."

"Monniken, afgezien van zeven maanden. Als iemand deze fundamenten van indachtigheid op deze wijze zeven maanden, zes maanden, vijf maanden, vier maanden, drie maanden, twee maanden, één maand, een halve maand zou beoefenen, dan kan hij één van deze twee resultaten verwachten: kennis hier en nu; of, als er nog enige vorm van hechten aanwezig is, de staat van de niet-terugkerende (anagami)."

"Monniken, afgezien van een halve maand. Als iemand deze fundamenten van indachtigheid op deze wijze een week zou beoefenen, dan kan hij één van deze twee resultaten verwachten: kennis hier en nu; of, als er nog enige vorm van hechten aanwezig is, de staat van de niet-terugkerende (anagami)."

"Vanwege dit werd er gezegd: 'Dit is de enige weg, monniken, voor de zuivering van wezens, voor het overwinnen van verdriet en weeklagen, voor de vernietiging van lijden en smart, om het juiste pad te bereiken[54], voor de verwezenlijking van Nibbana, namelijk, de vier fundamenten van indachtigheid.'"

Aldus sprak de Gezegende. De monniken verheugden zich in zijn woorden.

Eindnoten

[1] Zie pañca upadana kkhandha in het Woordenboek.

[2] Zie de eindnoot uiteindelijke kennis in M019 voor meer informatie.

[3] Dit is een van de belangrijkste toespraken van de Pali Canon. In M010 wordt vrijwel dezelfde toespraak aangetroffen, behalve dan dat daar de Vier Edele Waarheden niet in detail uiteengezet worden. Hier, in D22 is dat wel het geval. Voor meer informatie over deze sutta, zie The Way of Mindfulness door Soma Thera; The Heart of Buddhist Meditation door Nyanaponika Thera. Voor meer uitleg over de structuur van deze sutta, zie satipatthana.

[4] 'Aldus heb ik gehoord' (Evam me sutam): Toespraken die op deze manier beginnen zijn doorgaans verhaald door de Eerwaarde Ananda, de neef en meest geliefde discipel van de Boeddha. Zie Ananda op de pagina Personen voor meer informatie over deze bijzondere monnik.

[5] Kammasadhamma lag, volgens sommige leerlingen, in de omgeving van het huidige Delhi.

[6] De enige weg. MA verklaart ekayana magga als een enkelvoudig pad, het is niet een tweeledig of een verdeeld pad; als een weg die door iemand zelf afgelegd moet worden, zonder een metgezel; als een weg die naar één doel leidt, Nibbana. Hoewel er noch een canonieke, noch een gecommentarieerde basis is voor dit inzicht, mag worden aangenomen dat satipatthana het directe pad oftewel de enige weg (ekayana magga) wordt genoemd om het daardoor te onderscheiden van het zich aanwenden tot meditatieve verworvenheid welke voortgang vindt door de jhana's óf door de brahma vihara's. Terwijl de laatstgenoemde naar Nibbana kan leiden, doen zij (de brahma vihara's) dat niet noodzakelijkerwijs maar kunnen echter ook naar zijsporen leiden. Daarentegen leidt satipatthana onveranderlijk naar het uiteindelijke doel.

[7] Voor het 'juiste pad', zie ariya puggala/ariya.

[8] Maha Satipatthana Sutta: Maha = groot. Sati = indachtigheid. Patthana = grondvesting, fundamenten, bases, objecten. Sutta = toespraak/leerrede. De Maha Satipatthana Sutta is uit vier hoofdfundamenten samengesteld, namelijk: indachtigheid van het lichaam (kaya nupassana), indachtigheid van gevoelens (vedana nupassana), indachtigheid van de gedachten/de geest (citta nupassana) en de indachtigheid van objecten voor de geest (dhamma nupassana). Voor meer uitleg over de structuur van deze sutta, zie satipatthana.

[9] In deze leer, in deze oefening.

[10] MA: "Iedereen die deze oefening uitvoert wordt 'monnik' (of non) genoemd."

[11] Overeenkomstig MA heeft de herhaling in de zinsnede 'beschouwt het lichaam als een lichaam' als doel om precies het object van contemplatie aan te geven en dat object daarmee te isoleren van andere objecten waarmee het kan worden verward. Zo moet, in deze oefening, het lichaam als zodanig worden beschouwd, en niet iemands gevoelens, ideeën of emoties omtrent het object. Deze zinsnede betekent ook dat het lichaam slechts beschouwd dient te worden als een lichaam en niet als een man, een vrouw, een zelf of als een levend wezen. Gelijkwaardige overwegingen worden ook toegepast op de herhalingen in het geval van elk van de andere drie fundamenten van indachtigheid. 'Hebzucht en smart', zegt MA staat voor zintuiglijk verlangen en kwade wil, de principiële hindernissen die overwonnen moeten worden om de training tot een succes te brengen.

[12] Het tijdelijk opgeven van hebzucht en verdriet op het moment van meditatie. Strikt gesproken betekent dit dat je er bij het verwerven van de jhana's (meditatieve verdiepingen), d.m.v. concentratie tijdelijk vrij van bent. Bij het bereiken van Arahatschap zijn deze hoedanigheden totaal uitgeroeid.

[13] Deze houding wordt meestal door oosterse mensen aangenomen, maar voor westerse mensen is dat erg moeilijk. Wie niet in een lotushouding kan zitten, kan gewoon op een stoel gaan zitten of op de knieën met een stevig kussen of een bankje ter ondersteuning. Als je niet comfortabel zit is het moeilijk jezelf te concentreren. Je moet gemakkelijk zitten maar de ruggengraat moet rechtop gehouden worden zonder slapte of overdreven stijfheid en je dient nergens tegenaan te leunen. De handen kunnen losjes op de schoot of op de benen worden gelegd. Een originele manier in Theravada boeddhisme is dat de rechterhand met de rug op de palm van de linkerhand rust. Deze houding heeft overigens geen betekenis afgezien van het feit dat het een goede manier is om de armen te ontspannen. De ogen moeten gesloten zijn omdat anders je geest teveel wordt afgeleid door uiterlijke zaken; de lippen zijn gesloten en het puntje van je tong raakt het bovenverhemelte om te voorkomen dat er steeds speeksel naar buiten stroomt.

[14] Anapana sati: Indachtigheid met betrekking tot de ademhaling. Ana = inademing, apana = uitademing.

[15] Sato: Bewust, aandachtig.

[16] De oefening van de indachtigheid van ademen (anapana sati) behelst geen opzettelijke of gekunstelde poging om de ademhaling te manipuleren zoals in hatha yoga, maar een aanhoudende inspanning om het gewaarzijn op de ademhaling te vestigen wanneer het in en uit beweegt op haar natuurlijke ritme. Indachtigheid wordt gevestigd op de neusvleugels of op de bovenlip, afhankelijk van waar de adem het best wordt gevoeld. De duur van de ademhaling wordt opgemerkt, maar niet bewust onder controle gebracht. In M118 is de volledige ontwikkeling van deze meditatiemethode uiteengezet. Voor een goed georganiseerde collectie teksten over dit onderwerp, zie Bhikkhu Nanamoli, Mindfulness of Breathing.

[17] Sabba kaya: Letterlijk 'het hele (adem)lichaam'. Overeenkomstig Vis, betekent 'kaya' hier niet het fysieke lichaam (waar de term normaal gesproken voor staat), maar het totale gebeuren van de in- en uitademing (sabbakayapatisamvedi). MA: de zinsnede 'het hele (adem)lichaam ervaren' (sabbakayapatisamvedi) betekent dat de meditator gewaar is van elke in- en uitademing tijdens de drie fases van de ademhaling: het begin, het midden en het einde.

[18] De activiteit van het lichaam die gekalmeerd (tot rust gebracht) wordt is hier de beweging van de ademhaling. Het is een kwestie van er alleen maar naar kijken. Verder niets. Het is niet de bedoeling de ademhaling op een gekunstelde manier rustig te maken en zeker niet om hem te manipuleren. Je bent gewoon een stille toeschouwer die naar een proces van opkomen en vergaan kijkt. Soms denken mensen dat we het woordje 'ik' persé moeten vermijden, maar dat is niet zo. In dit en de overige voorbeelden van meditatie, gaat 'ik' een rol spelen wanneer we op gekunstelde en dwangmatige wijze mediteren of handelingen verrichten, het zogenaamde 'egocentrische' handelen. Er moet niet een 'ik' zijn die handelt, maar gewoon 'handelen'. En het gaat er niet om of het woordje 'ik' wel of niet gebruikt wordt, maar dat er handelen moet zijn zonder gekunsteldheid en de bemoeienis van het ego. Dit leidt naar objectief handelen omdat het niet met allerlei ideeën gepaard gaat. Als je zo op een natuurlijke wijze oefent zal je ademhaling vanzelf en op een natuurlijke wijze rustiger worden zonder dat deze gemanipuleerd wordt.

[19] MA: 'Intern': het beschouwen van de ademhaling in zijn eigen lichaam. 'Extern': het beschouwen van de ademhaling van een ander. 'Intern en extern': het beschouwen van de ademhaling in zijn eigen lichaam en het beschouwen van de ademhaling van een ander, zonder onderbroken aandacht. Een gelijke verklaring is ook van toepassing op de passage die volgt in elk van de andere secties, behalve dat voor de externe beschouwing van gevoelens, de geest, en mentale objecten, (los van hen met telepathische vermogens) deze van de eerste passage afgeleid moet worden.

Wanneer je de beide werelden (de interne en de externe) gewaar bent, kun je de samenhang van dingen zien en zul je beseffen dat de innerlijke en uiterlijke wereld niet van elkaar gescheiden zijn. Als je dat goed begrijpt, zal je geest 'universeler', wijder, en minder verdeeld worden omdat innerlijk en uiterlijk niet langer meer als twee apart van elkaar bestaande verschijnselen gezien zullen worden.

[20] MA: De 'opkomende dingen' (samudayadhamma) voor het lichaam zijn de voorwaarden waardoor het lichaam is ontstaan, namelijk: onwetendheid, begeerte, wilshandelingen en voedsel, samen met het van moment tot moment ontstaan van fysieke verschijnselen in het lichaam. In het geval van de indachtigheid van ademen, vormen de fysieke organen voor de ademhaling die in het commentaar worden genoemd, een aanvullende opkomende factor. Dit betekent dat bijvoorbeeld de longen van een betere kwaliteit zullen worden. Voor carapatiënten zal de beoefening van de indachtigheid van ademen dan ook duidelijk merkbaar zijn. De 'verdwijnende factoren' (vayadhamma) voor het lichaam is de opheffing van de oorzakelijke condities en de kortstondige ontbinding van fysieke verschijnselen in het lichaam.

[21] Er is slechts een lichaam, maar er is geen levend wezen, geen individu, geen vrouw, geen man, geen zelf, niets dat behoort tot een zelf; noch een persoon, noch iets dat tot een persoon behoort. (MA).

[22] Anissito: onafhankelijk, niet ondersteund door begeerte (tanha) en verkeerde kijk (ditthi).

[23] In de westerse psychologie onderwijst men vaak het benoemen van wat er is, wat je doet, of wat je ervaart. In het boeddhisme kom je dat soms ook tegen. Toch is dat niet de correcte boeddhistische weg van mediteren. Door het benoemen van situaties of fenomenen worden er subjectieve denkprocessen op gang gebracht; we gaan dan 'labels plakken' waardoor we steeds meer in termen gaan denken en het risico lopen er in te blijven steken. Dit levert vaak een ongegrond vooroordeel op, hetgeen je belet de dingen te zien zoals ze zijn. Op die manier kunnen we geen universele geest ontwikkelen die alles als een eenheid ziet, maar zal ons denken ontaarden in een verdeelde geest die alles apart en los van elkaar ziet.

Zonder een denkproces op gang te brengen, kun je begrijpen, weten en je helder gewaar zijn wat je doet of wat er is. Je kijkt, je zwijgt. Niet alleen verbaal, maar ook geestelijk moet er zwijgen zijn om objectief gewaar te kunnen zijn. In ware meditatie moeten gedachteprocessen juist tot rust komen teneinde de stroom van het zelfbewustzijn een halt toe te roepen. Je geeft alle aandacht aan alleen maar kijken. Hierin ben je slechts een passieve toeschouwer die alles kan zien en begrijpen zonder de bemoeienis van het ik. Je begrijpt wat er is, zonder interpretaties, zonder labels te plakken, zonder verzinsels, zonder het oerwoud van ideeën, en zonder persoonlijke ervaringen te koppelen aan wat je waarneemt. Er is slechts 'objectief gewaarzijn' en dat is de essentie van vipassana meditatie.

Laten we een paar citaten uit deze sutta aanhalen en eens kijken wat de Boeddha hierover te zeggen heeft:

Voorbeeld 1: "Wanneer hij lang inademt, dan weet hij: 'Ik adem lang in.'" Hier zegt de Boeddha dat degene die mediteert, weet dat hij lang inademt; mensen die het niet goed begrepen hebben, maken ervan dat men dit moet benoemen.

Voorbeeld 2: "Bewust van het hele (adem)lichaam (...)." Hier is duidelijk dat de meditator zich louter bewust dient te zijn van wat er is. Dat is alles.

Voorbeeld 3: In dit voorbeeld komt overduidelijk naar voren dat er niet gelabeld moet worden, maar dat het erom gaat om louter objectief gewaar te zijn zonder dat men verder nóg iets moet doen: (...) "En verder, monniken, wanneer hij loopt, weet een monnik: 'Ik loop'; wanneer hij staat, weet hij: 'Ik sta'; wanneer hij zit, weet hij: 'Ik zit'; wanneer hij ligt, weet hij: 'Ik lig'; of gewoon als zijn lichaamshouding verandert, weet hij dit."

Voorbeeld 4: "In deze Leer, Bahiya, moet je jezelf aldus trainen: 'In hetgeen men ziet, zal slechts zijn wat gezien is; in hetgeen men hoort, zal slechts zijn wat gehoord is; in hetgeen gevoeld wordt, zal slechts zijn wat gevoeld is; in hetgeen men waarneemt, zal slechts zijn wat waargenomen is.' Op deze manier moet je jezelf trainen, Bahiya." Ud1-10.

Nogmaals: bevrijding zit hem in objectief gewaarzijn (vijanana); in objectief gewaarzijn is er een weten, een begrijpen zonder te labelen. Een ander voorbeeld om dit toe te lichten is dit: het is wel mogelijk om de Vier Edele Waarheden alle vier op één moment te zien of te begrijpen, maar niet om ze te benoemen. Alle vier de Waarheden op één moment zien is het hoogste niveau van objectief gewaarzijn en dat is waar alles om draait. Hieruit mag je concluderen dat het niet gaat om het labelen maar om het zien omdat objectief gewaarzijn niet met labelen of benoemen bewerkstelligd kan worden. Alleen een Arahat is in staat om de Vier Edele Waarheden op één moment te zien en daarom zijn er weinig mensen die dit goed begrijpen.

Als je oefent zoals de Boeddha dat aangeeft, zul je op den duur duidelijk beseffen dat er slechts 'lopen' is, en geen ik die loopt. Met andere woorden: er is een handeling, een daad, maar er kan nergens een permanente dader, 'ik', 'ziel', 'zelf', 'geest' of wat dan ook gevonden worden. Er is geen permanent wezen achter de handeling te vinden.

[24] Er zijn vier soorten van helder begrip: 1) helder begrip omtrent het doel van een handeling (satthaka sampajañña); 2) helder begrip omtrent de geschiktheid van het moment (sappaya sampajañña); 3) helder begrip omtrent het domein (gocara sampajañña) van (meditatie); 4) helder begrip omtrent de realiteit (asammoha sampajañña). Zie sampajañña in het woordenboek voor meer informatie.

[25] Met de rijst van het hoog- en laagland wordt een rode rijst bedoeld.

[26] In later opgetekende Pali-werken zijn de hersenen aan deze lijst met onreinheden toegevoegd om zo een lijst met 32 delen te vormen.

[27] Deze vier elementen van het bestaan zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden en omvatten het hele bestaan. Symbolisch gezien zijn dit de vier elementen: aarde, water, vuur en lucht.

[28] Wanneer de koe in stukken gesneden is, zijn nog wel alle bestanddelen van de koe aanwezig. Toch ziet de slachter ze niet meer als een koe. Alleen door de samenwerking en samenvoeging van de elementen spreken wij van 'koe', 'mens' of wat voor object dan ook.

[29] Wereldse gevoelens (samisa) zijn gevoelens die 'gebonden zijn aan het wereldse leven', en niet-wereldse (niramisa) of spirituele gevoelens zijn gevoelens die 'gebonden zijn aan een leven waarin de wereld verzaakt is'. Niet-wereldse plezierige gevoelens betekenen geluk dat voortkomt uit meditatie, terwijl niet-wereldse pijnlijke gevoelens verband houden met iemands onvolkomen gewaarzijn en langzame vooruitgang op het pad naar bevrijding. Niet-werelds neutraal gevoel is gelijkmoedigheid dat resulteert in inzicht. Je ziet hier dat de Boeddha waarschuwt om je aan geen enkel gevoel vast te klampen, ook al is dat een gevoel ten gevolge van meditatieve ontwikkeling. Mensen zijn, in tegenstelling daarvan, vaak op zoek naar een gevoel.

[30] De opkomende en verdwijnende factoren voor gevoelens zijn dezelfde als die voor het lichaam, behalve dan dat voedsel wordt vervangen door contact, omdat contact de voorwaarde voor gevoel is.

[31] Als een object van contemplatie verwijst 'geest' (citta) naar de gewoonlijke staat of niveau van het bewustzijn. Omdat bewustzijn van nature zelf het naakte weten of herkennen van een object is, wordt de kwaliteit van elke staat van de geest bepaald door de mentale factoren die ermee samengaan gaan zoals begeerte, haat en begoocheling of hun tegenstellingen, zoals die in de sutta genoemd worden.

De betekenis van de drie woorden viññana (bewustzijn), citta (gedachten), en mano (geest), ligt dicht bij elkaar, maar in nadere beschouwing genomen hebben de begrippen 'bewustzijn', 'gedachten' en 'geest' verschillende betekenissen.

[32] Dat wil zeggen: gepaard gaand met luiheid en traagheid (thina middha). Dit houdt ook verband met sloomheid, haastigheid, innerlijke spanning vanwege onderdrukking etc.

[33] Dit verwijst naar de rusteloze staat van de geest (uddhacca). Dit impliceert ook gejaagdheid, wispelturigheid, steeds met iets anders bezig willen zijn etc.

[34] Het bewustzijn dat behoort tot de fijnstoffelijke sfeer (rupavacara) en de onstoffelijke sfeer (arupavacara).

[35] Het gewone wereldse bewustzijn dat doorgaans in mensen huist. Dat is het bewustzijn van de zintuiglijke sfeer (kama loka oftewel kamavacara). Iemand kan natuurlijk in deze sfeer leven terwijl zijn/haar geestelijke ontwikkeling van een hoger of lager niveau is. Afhankelijk van die ontwikkeling wordt hij/zij wedergeboren in de sfeer overeenkomstig zijn/haar ontwikkeling. Dat is bijvoorbeeld duidelijk te zien aan de vele verschillende karakters van mensen hier in de zintuiglijke sfeer (kamavacara).

[36] Het bewustzijn dat tot de zintuiglijk sfeer (kama loka) en de fijnstoffelijke sfeer (rupa loka) behoort.

[37] Het type bewustzijn dat tot de onstoffelijke sfeer (arupa loka) behoort.

[38] De woorden 'bevrijde geest' moeten begrepen worden als de geest die tijdelijk en gedeeltelijk is bevrijd van bezoedelingen (asava's) door inzicht of door de jhana's. Omdat de beoefening van satipatthana deel uitmaakt van de voorafgaande fase van het pad dat gericht is op de bovenwereldse paden voor bevrijding, moet deze laatste categorie niet begrepen worden als een geest die bevrijd is door de verwerving van de bovenwereldse paden. Zie ariya puggala/ariya.

[39] De opkomende en verdwijnende factoren voor de geest zijn dezelfde als die voor het lichaam, behalve dan dat voedsel wordt vervangen door geest en lichaam, omdat geest en lichaam de voorwaarde voor bewustzijn is.

[40] Het woord 'mentale objecten' duidt hier op de onderdelen van de dhamma, namelijk de hindernissen (pañca nivarana), de factoren van verlichting (bojjhanga), de aggregaten van hechten (upadanakkhandha), de zintuigsferen (ayatana), en de Vier Edele Waarheden (cattari ariya sacca). Het hoogtepunt van de meditatie is het doorgronden van de leerstelling en wel het fundament van de Dhamma: de Vier edele Waarheden.

[41] Ook wel 'wilshandelingen'. In deze groep ligt de kiem van ons karakter.

[42] Ook vaak 'zintuigsferen' genoemd. Zintuigbasis. Er zijn er twaalf in getal, en zij zijn in twee groepen verdeeld -- inwendige en uitwendige.

De zes inwendige zintuigbases (adhyatma ayatana) zijn: 1) de basis van het oog (chakkayatana); 2) de basis van het oor (sotayatana); 3) de basis van de neus (ghanayatana); 4) de basis van de tong (jivhayatana); 5) de basis van het lichaam (kayayatana); 6) de basis van de geest (manayatana).

De zes uitwendige zintuigbases (bahir ayatana) zijn: 1) de basis van vorm (rupayatana); 2) de basis van geluid (saddayatana); 3) de basis van reuk (gandhayatana); 4) de basis van smaak (rasayatana); 5) de basis van tastbare objecten (potthabbayatana); 6) de basis van mentale objecten (dhammayatana).

[43] Door zintuiglijk verlangen blijft de aandacht 'steken' in bepaalde objecten zoals vormen, geluiden, geuren, smaken, tastbare dingen, en gedachten. Hierdoor leg je jezelf aan banden. Het vastklampen, het vastkleven aan een bepaald object of objecten, betekent ook dat je 'gefixeerd' bent op een punt hetgeen je visie erg vernauwt. Zintuiglijk verlangen verhindert je om 'totaal gewaar' te zijn.

[44] Het verder ontwikkelen, het tot volledige wasdom brengen van de verlichtingsfactor.

[45] Dhamma staat hier voor het mentale en het fysieke, oftewel de realiteit. Waarheidlievend zijn, alles nauwkeurig onderzoeken en analyseren, dat is dhamma vicaya. De Boeddha moedigde de mensen steeds aan tot een diepgaand onderzoek naar dat wat hij verkondigd heeft, zodat je het zien en begrijpen van hoe dingen zijn, zelf kunt ervaren. Blindelings geloof in de Dhamma brengt geen enkel voordeel. Boeddha zei: "Mijn woorden verwerpen brengt je geen voordeel en het blindelings vertrouwen in mijn woorden ook niet."

[46] Deze Maha Satipatthana Sutta is de versie uit de Digha Nikaya (sutta nr. 22). Hij verschijnt ook in de Majjhima Nikaya M010, en heet daar de 'Satipatthana Sutta'. Het verschil is, dat in de laatstgenoemde de Vier Edele Waarheden niet in detail worden uitgelegd.

[47] In de wereld van het oog, het oor etc.

[48] Bewustzijn dat de toestand van de geest waarneemt.

[49] Of gedachteconceptie, aanvangende gedachten. Haar functie is de geest naar een object van onderzoek te richten. Het wordt ook sankappa genoemd (intentie, aspiratie, gedachten) hetgeen van twee soorten is: samma sankappa oftewel juiste intentie en miccha sankappa oftewel verkeerde intentie.

[50] Of aanhoudende gedachten.

[51] Hier is duidelijk te zien dat de Boeddha niet bedoelt dat we niet moeten nadenken; gedachten, denken, ideeën, hebben een functie maar we moeten niet in het denken blijven steken, er niet aan hechten. Zo is dat met alle zintuigen. Het zijn 'instrumenten' die een functie hebben.

[52] Zie jhana in het woordenboek voor meer informatie.

[53] Anagami, de voorlaatste fase van heiligheid.

[54] Voor het 'juiste pad', zie ariya puggala/ariya.

RegID: D22
Bijgewerkt op: 5 oktober 2006
Auteur: Peter van Loosbroek - Ananda
Locatie: www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright: Zie voor gebruik van deze tekst www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overige informatie: Geen