Het advies van wijze mensen valt goed bij deugdzame mensen, maar niet bij hen die slecht zijn. |
077. Hem aansporen, hem instrueren, en iemand doen afbuigen van asociaal gedrag. Inderdaad, zo iemand is geliefd bij de goede mensen, maar niet geliefd bij de slechten. ovadeyyanusaseyya, asabbha ca nivaraye, satam hi so piyo hoti, asatam hoti appiyo De wijze en goede vriend die berispt en waarschuwt, en voorkomt dat een persoon tot asociaal gedrag vervalt, is geliefd bij deugdzame mensen maar hij wordt gehaat door hen die slecht zijn. |
Toen de Boeddha in het Jetavana klooster verbleef, sprak hij dit vers met verwijzing naar de Eerwaarden Assaji en Punabbasuka.
Deze monniken, zo is ons verteld, waren leerlingen van de hoofdmonniken Sariputta en Maha Moggallana, maar desondanks waren zij schaamteloos en verdorven. Toen zij met hun gevolg van monniken in Kitagiri verbleven, lieten ze bloeiende bomen planten en plantten ze deze zelf ook en zij maakten zich schuldig aan allerlei vormen van wangedrag. Zij onteerden gezinnen en haalden daar de kloosterlijke benodigdheden vandaan waar zij van leefden. Zij brachten de goedaardige monniken, die in het klooster leefden, in diskrediet.
Toen hij hoorde wat zij deden, was de Boeddha vastbesloten hen uit de Sangha te zetten. Hiervoor liet hij de twee hoofdmonniken tezamen met hun gevolg bij zich roepen en zei tegen hen: "Verwerp hen die niet gehoorzaam zijn aan jullie instructies, maar berisp en instrueer hen die willen gehoorzamen. Hij, die berispt en instructies geeft, wordt gehaat door hen die gebrek aan wijsheid hebben, maar hij is geliefd en dierbaar bij de wijzen." En toen uitte hij het vers waar dit verhaal mee begon. En hij herstelde de verbondenheid en onderwees hen de Dhamma.
Sariputta en Moggallana gingen naar de betreffende plaats en berispten en instrueerden de monniken. Sommigen van hen accepteerden de berispingen van de Eerwaarden en corrigeerden hun gedragingen. Anderen keerden terug naar het huislijke leven terwijl weer anderen uit de Sangha gezet werden.
Uitleg vertaling vers 77
ovadeyya anusaseyya asabbha ca nivaraye so hi satam piyo hoti asatam appiyo hoti
ovadeyya: (als een goede vriend) berispt; anusaseyya: waarschuwt; asabbha ca: voor asociaal gedrag; nivaraye: bescherming; so hi: die goede vriend; satam: voor de deugdzame; piyo hoti: is aantrekkelijk; asatam: voor slecht volk; appiyo hoti: is afstotend
Commentaar
ovadeyya; anusaseyya: Berispen en waarschuwen. In sommige commentaren is het verschil tussen ovada en anusasana voorzichtig uiteengezet. 'Berispen' (ovada) wordt beschreven als het voor iemand benoemen wat goed en slecht is, betreffende dat wat al plaatsgevonden heeft. Iemand vertellen waar naar gestreefd moet worden, bij al wat men in de toekomst ook maar doet, wordt 'anusasana' (waarschuwing) genoemd.
asabbha ca nivaraye: Iemand ervan weerhouden af te buigen naar asociaal gedrag: hem af doen zien van asociaal gedrag. Het is onthouding van verkeerde handelingen: doden, stelen en seksueel wangedrag. Het prent mededogen in voor alle levende wezens; het houdt in dat men alleen dingen neemt die gegeven zijn en dat men een kuis leven leidt. Door zulk moreel gedrag bevrijdt men anderen van angst, en schenkt men hen veiligheid en vrede. Alle moraliteit, of het goede leven, is gefundeerd op liefde en mededogen, metta en karuna. Een persoon zonder deze twee opvallende kwaliteiten kan niet een mens van moraliteit worden genoemd. Verbale en lichamelijke handelingen die niet verbonden zijn met liefde en mededogen kunnen niet aangemerkt worden als goed en heilzaam. Iemand kan niet doden, stelen enzovoort, met gedachten van liefde en een goed geweten. Dat kan alleen gedaan worden wanneer iemand gedreven wordt door gedachten van wreedheid, hebzucht en onwetendheid.
Het is noodzakelijk om een zekere mate van discipline te ontwikkelen, omdat de ongetemde geest altijd een excuus aanvoert om kwaad te begaan in woord of in daad. "Wanneer de gedachten niet bewaakt worden, worden lichamelijke handelingen ook niet bewaakt; dit geldt ook voor spreken en voor mentale handelingen."
Gedrag bouwt een karakter. Niemand kan een ander een goed karakter cadeau geven. Iedereen moet het opbouwen door gedachten, bespiegeling, zorgzaamheid, inspanning, indachtigheid en zelfonderzoek. Net zoals iemand hard moet werken voor het beheersen van een kunst, zo moet ook hard gewerkt worden voor het beheersen van een edel gedrag waarop een goed en sterk karakter gegrondvest is. Iemand moet ijverig en alert zijn.
Voor de training van karakter is zelfcontrole het eerst noodzakelijke. Als een mens, in plaats daarvan, toegeeft aan zintuiglijke geneugten, zal zijn goede en sociale karakter wegvallen -- hierover zijn religieuze en psychologische leraren het allemaal eens. Zij, die bedwelmd zijn door geneugten en die gedreven worden in het streven zichzelf daarmee te bevredigen, kunnen niet goed onderwezen worden totdat zij geleerd hebben hun fouten te erkennen.
Omtrent hoogstaand moreel gedrag adviseerde de Boeddha aldus:
"Kwaad kan opgegeven worden. Als het niet mogelijk zou zijn het kwade op te geven, dan zou ik dat niet zeggen. Omdat dat gedaan kan worden, zeg ik tegen u: 'Geef het kwade op.'"
De Boeddha vervolgde: "Het goede kan ontwikkeld worden. Als het niet mogelijk zou zijn het goede te ontwikkelen, dan zou ik dat niet zeggen. Omdat dat gedaan kan worden, zeg ik tegen u: 'Ontwikkel het goede.'" (A02-002-009).
Dit is de manier van begeleiding die een goede adviseur zou moeten geven om een persoon van onacceptabel, immoreel en asociaal gedrag (asabbha) te weerhouden.
RegID: | Dhp077 |
Bijgewerkt op: | 11 mei 2004 |
Auteur: | Peter van Loosbroek - Ananda |
Locatie: | www.sleuteltotinzicht.nl |
Copyright: | Zie voor gebruik van deze tekst www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm |
Overige informatie: | Dhammapada 77 |