Zonder kwade daden zijn er geen kwalijke gevolgen. Een hand zonder wonden kan in alle veiligheid vergif dragen. |
124. Als er geen wond in een hand is, dan kan er gif in gedragen worden. Het gif dringt niet binnen als iemand geen wonden in zijn hand heeft. Op dezelfde manier zijn er geen kwade gevolgen voor iemand die geen kwaad begaat. panimhi ce vano na'ssa hareyya panina visam nabbanam visamanveti natthi papam akubbato Als een persoon geen wond in zijn handpalm heeft, dan kan die persoon gif in zijn hand dragen. Dat is omdat het gif niet in het lichaam van de persoon wordt opgenomen. Op dezelfde manier hoeft men niet bevreesd te zijn voor kwalijke gevolgen wanneer er geen kwade daden zijn begaan. |
Terwijl de Boeddha in het Veluvana klooster verbleef, sprak de Boeddha dit vers, met verwijzing naar de jager Kukkutamitta en zijn familie.
In Rajagaha was er eens een dochter van een rijke man die de vruchten van sotapatti verworven had. Op een dag kwam er een jager in de stad, Kukkutamitta genaamd, om vlees van wild te verkopen. Toen de rijke jonge dame Kukkutamitta zag, werd ze onmiddellijk verliefd op hem; ze volgde hem, trouwde met hem en leefde samen met hem in een klein dorp. Uit het huwelijk kwamen zeven zonen voort die na verloop van tijd allemaal trouwden. Op een dag overzag de Boeddha vroeg in de morgen met zijn bovennatuurlijke gave de wereld, en ontdekte dat de jager, zijn zeven zonen en hun vrouwen, allemaal klaar waren om de vruchten van sotapatti te verwerven. En zo ging de Boeddha naar de plek waar de jager zijn val in het bos had uitgezet. Hij plaatste zijn voetafdruk dichtbij de val in de grond en nam plaats in de schaduw van een struik, niet ver van de val vandaan.
Toen de jager kwam, zag hij geen dier in de val; wel zag hij de voetafdruk en veronderstelde dat iemand hem voor was geweest en het dier uit de val bevrijd had. Toen hij de Boeddha in de schaduw onder de struik zag zitten, nam hij aan dat hij de man was die het dier uit zijn val bevrijd had en ontaarde in woede. Hij nam zijn pijl en boog om op de Boeddha te schieten, maar toen hij zijn boog aanspande, raakte hij als verlamd en bleef hij zoals een standbeeld in een onbeweeglijke positie. Zijn zonen volgden hem en vonden hun vader. Ook zij zagen de Boeddha op enige afstand en dachten dat hij de vijand van hun vader moest zijn. Allemaal namen ze hun pijl en boog om op de Boeddha te schieten, maar ook zij raakten als verlamd en bleven onbeweeglijk in hun huidige positie. Omdat de jager en zijn zonen niet meer terugkeerden, volgden de vrouw van de jager en hun schoondochters, hen naar het bos. Toen de vrouw van de jager zag dat haar man en al haar zonen hadden aangelegd om op de Boeddha te schieten, hief ze haar armen op en riep ze: "Dood mijn vader niet!"
Toen haar man haar woorden hoorde, dacht hij; 'Dit moet mijn schoonvader zijn', en haar zonen dachten: 'Dit moet onze grootvader zijn'. En gedachten van liefdevolle vriendelijkheid kwam in hen op. Toen sprak de dame tot hen: "Leg jullie pijlen en bogen neer en betuig hulde aan mijn vader." De Boeddha besefte dat op dit moment de geest van de jager en zijn zonen kneedbaarder was geworden en daarom wenste hij dat ze weer in staat waren om te bewegen en dat zij hun pijlen en bogen neerlegden. Nadat ze hun pijlen en bogen weggelegd hadden, betuigden ze hulde aan de Boeddha waarop de Boeddha de Dhamma voor hen uiteenzette. Toen hij daarmee klaar was, verwierven de jager, zijn zonen en hun vrouwen, alle vijftien de vruchten van sotapatti in dat vroege gedeelte van de ochtend.
De monniken vroegen de Boeddha: "Eerwaarde, is de vrouw van de jager, die een sotapatti is, ook schuldig aan het doden omdat zij haar man dingen heeft aangereikt zoals netten, bogen en pijlen toen hij op jacht ging?" Op deze vraag antwoordde de Boeddha: "Monniken, sotapatti's doden niet, en zij wensen ook niet dat anderen gedood worden. De vrouw van de jager was enkel en alleen haar man gehoorzaam door dingen voor hem te halen. Net zoals een hand die geen wonden heeft niet door vergif wordt aangetast, zo doet zij ook geen enkel kwaad omdat zij niet de intentie heeft om kwaad te doen."
Uitleg vertaling vers 124
ce panimhi vano na assa panina visam hareyya visam abbanam na anveti akubbato papam natthi
ce: als; panimhi: in de palm van iemand; vano: wond; na assa: niet aanwezig is; panina: in de palm; visam: gif; hareyya: kan worden gedragen; visam: het gif; abbanam: iemand zonder een wond in de palm; na anveti: zal niet binnengaan; akubbato: op dezelfde manier begaat die persoon geen kwaad; papam natthi: geen kwade gevolgen
Commentaar
RegID: | Dhp124 |
Bijgewerkt op: | 9 december 2004 |
Auteur: | Peter van Loosbroek - Ananda |
Locatie: | www.sleuteltotinzicht.nl |
Copyright: | Zie voor gebruik van deze tekst www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm |
Overige informatie: | Geen |