Koka de jager die door zijn eigen honden werd doodgebeten

Het is niet mogelijk om anderen iets aan te doen zonder daar zelf verschoond van te blijven. De consequenties van onze slechte daden ervaren we zelf.

Welke kwade daad de deugdzame ook wordt aangedaan, het zal als een boemerang bij de kwaaddoener terugkeren.

125. Wie zich vergrijpt aan iemand die smetteloos is, die zuiver is, die zonder bezoedelingen is, op die dwaas valt het kwaad terug zoals stof dat tegen de wind in geworpen is.

yo appadutthassa narassa dussati suddhassa popassa ananganassa tam'eva balam pacceti papam sukhumo rajo pativatam'va khitto

Wanneer een persoon hard en wreed is tegen een persoon die zonder smetten is, die zuiver is en die zonder bezoedelingen is, dan zal die kwade daad bij de zondaar terugkeren. Het is als bij fijn stof dat tegen de wind ingeworpen wordt. Het stof zal naar die dwaas terugkeren.

Terwijl de Boeddha in het Jetavana klooster verbleef, sprak de Boeddha dit vers, met verwijzing naar Koka de jager.

Op een morgen, toen Koka met zijn troep honden ging jagen, ontmoette hij een monnik die de stad binnenging om om voedsel te bedelen. Dit zag hij als een slecht voorteken en mopperde in zichzelf: 'Omdat ik nu deze slechterik gezien heb, denk ik dat ik vandaag niets zal vangen', en hij vervolgde zijn weg. En zoals hij verwacht had, ving hij niets. Toen hij op zijn weg naar huis de monnik wederom zag toen deze terugkeerde naar het klooster, werd de jager erg kwaad en zette hij zijn jachthonden op de monnik. Snel klom de monnik in een boom tot op een hoogte waarop de honden hem niet bij konden. Toen liep de jager naar de boom en prikte met de punt van een pijl in de hielen van de monnik. De monnik had veel pijn en was niet in staat zijn gewaad vast te houden. En zodoende gleed het gewaad van zijn lichaam op de jager die aan de voet van de boom stond.

De honden die gefocust waren op het gele gewaad, dachten dat de monnik uit de boom was gevallen, stortten zich op het lichaam van de jager en zetten er met kracht hun tanden in en verscheurden het lichaam. De monnik brak een dorre tak af en gooide die, vanuit zijn veilige schuilplaats, naar de honden. Daarop ontdekten de honden dat ze niet de monnik, maar hun eigen meester hadden aangevallen, waarop ze het bos in renden. De monnik kwam uit de boom en constateerde dat de jager dood was; hij had erg met hem te doen. Hij vroeg zich ook af of hij verantwoordelijk was voor zijn dood, omdat de jager gestorven was doordat hij bedekt was door zijn gele gewaad.

En zo ging hij naar de Boeddha om zijn twijfels te laten ophelderen. De Boeddha zei: "Mijn zoon, ben gerust en twijfel niet; jij bent niet verantwoordelijk voor de dood van de jager; ook is je moraliteit niet geschonden vanwege zijn dood. Maar het is de jager die een groot kwaad beging tegen iemand die hij geen kwaad had mogen doen. Dat is de reden waarom hij op deze verschrikkelijke manier aan zijn einde is gekomen."

Uitleg vertaling vers 125

yo appadutthassa suddhassa ananganassa narassa posassa dussati (tam) papam pativatam khitto sukhumo rajo iva tam balam eva pacceti

yo: als iemand; appadutthassa: smetteloos is; suddhassa: zuiver is; ananganassa: vrij van bezoedelingen is; narassa posassa: om een menselijk wezen aan te raken; dussati: een persoon ruw is; papam: die slechte daad; pativatam: tegen de wind in; khitto: gegooid; sukhumo rajo iva: zoals fijne stof; tam balam eva: naar die onwetende persoon zelf; pacceti: terugkeren

Commentaar

Naar het Woordenboek ananganassa: De persoon zonder bezoedelingen (anganas).
RegID: Dhp125
Bijgewerkt op: 29 november 2004
Auteur: Peter van Loosbroek - Ananda
Locatie: www.sleuteltotinzicht.nl
Copyright: Zie voor gebruik van deze tekst www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm
Overige informatie: Geen