In dit document wordt de kern van zijn Leer op eenvoudige en heldere wijze samengevat. Hier ligt de kern, hier is de ware sasana. Zorg dat je de kern niet mist en maak gebruik van deze gelegenheid. De Boeddha is niet meer, maar wanneer je de kern van zijn Leer gaat begrijpen, dan zul je ook begrijpen waarom hij zei: 'Wie de Dhamma ziet, ziet mij.'
Alle geconditioneerde dingen zijn vergankelijk. Ontwaking door deze kennis leidt tot bevrijding. |
277. Wanneer met wijsheid de vergankelijkheid van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid. sabbe sankhara anicca'ti yada paññaya passati atha nibbindati dukkhe esa maggo vishuddhiya Alle samengestelde dingen, alle dingen die samengebundeld zijn, alle opgekomen dingen, zijn vergankelijk, niet blijvend. Wanneer dit is gerealiseerd met inzicht, bereikt iemand de onthechting van lijden. Dit is het pad van totale zuivering van bezoedelingen. |
Alle geconditioneerde dingen zijn beladen met lijden. Deze kennis verheldert je pad... |
278. Wanneer met wijsheid het lijden van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid. sabbe sankhara dukkha'ti yada paññaya passati atha nibbindati dukkhe esa maggo vishuddhiya Alle samengestelde dingen, alle dingen die samengebundeld zijn, alle opgekomen dingen, zijn beladen met lijden. Wanneer dit is gerealiseerd met inzicht, bereikt iemand de onthechting van lijden. Dit is het pad van totale zuivering van bezoedelingen. |
Alle dingen zijn zonder een zelf of ziel. Deze ontwaking leidt naar het pad... |
279. Wanneer met wijsheid het onwezenlijke van samengestelde dingen wordt gezien, krijgt men genoeg van dit lijden. Dit is het pad naar zuiverheid. sabbe dhamma anatta'ti yada paññaya passati atha nibbindati dukkhe esa maggo vishuddhiya Alle staten van bestaan zijn zonder een zelf, zonder enige vaste of blijvende kern. Wanneer dit is gerealiseerd met inzicht, bereikt iemand de onthechting van lijden. Dit is het pad van totale zuivering van bezoedelingen. |
Terwijl de Boeddha in het Jetavana Klooster verbleef, sprak de Boeddha deze verzen, met verwijzing naar vijfhonderd monniken[1].
Het verhaal gaat dat deze vijfhonderd monniken een meditatieonderwerp van de Boeddha hadden gekregen. Ondanks het feit dat zij uit alle kracht in het woud streefden en streden met betrekking tot hun meditatieonderwerp, bereikten zij geen Arahatschap. Ze keerden naar de Boeddha terug met als doel een meditatieonderwerp te krijgen dat beter bij hun karakters paste.
De Boeddha vroeg zichzelf af: "Wat zal het meest geschikte meditatieonderwerp voor deze monniken zijn?" En hij overwoog bij zichzelf: "In de tijd van Boeddha Kassapa wijdden deze monniken zich twintigduizend jaar[2] aan de meditatie m.b.t. het kenmerk 'vergankelijkheid'; daarom zal het kenmerk vergankelijkheid het onderwerp zijn van het enkelvoudige vers dat ik hen zal geven."
En hij zei tegen hen: "Monniken, in de sfeer (avacara) van het zintuiglijke bestaan en in de andere sferen van bestaan, zijn alle aggregaten van het bestaan vanwege hun onwerkelijkheid, vergankelijk."
Uitleg vertaling vers 277
sabbe sankhara anicca iti yada paññaya passati atha dukkhe nibbindati esa visuddhiya maggo
sabbe: alle; sankhara: samengestelde dingen; anicca: (zijn) vergankelijk; iti yada: wanneer dit; paññaya passati: (je) dit realiseert met inzicht; atha: dan; dukkhe: van lijden; nibbindati: krijg (je) genoeg; esa: dit is; visuddhiya: naar totale zuivering van bezoedelingen (Nibbana); maggo: het pad
Uitleg vertaling vers 278
sabbe sankhara dukkha iti yada paññaya passati atha dukkhe nibbindati esa visuddhiya maggo
sabbe: alle; sankhara: samengestelde dingen; dukkha: (zijn) lijden; iti yada: wanneer dit; paññaya passati: (je) dit realiseert met inzicht; atha: dan; dukkhe: van lijden; nibbindati: krijg (je) genoeg; esa: dit is; visuddhiya: naar totale zuivering van bezoedelingen (Nibbana); maggo: het pad
Uitleg vertaling vers 279
sabbe dhamma anatta iti yada paññaya passati atha dukkhe nibbindati esa visuddhiya maggo
sabbe: alle; dhamma: samengestelde dingen; anatta: (zijn) zonder een zelf; iti yada: wanneer dit; paññaya passati: (je) dit realiseert met inzicht; atha: dan; dukkhe: van lijden; nibbindati: krijg (je) genoeg; esa: dit is; visuddhiya: naar totale zuivering van bezoedelingen (Nibbana); maggo: het pad
Commentaar
In dit commentaar zijn de allerbelangrijkste aspecten van de boeddhistische Leer uiteengezet, namelijk de drie kenmerken of karakters van het bestaan en de Vier Edele Waarheden. Deze onderwerpen worden hier niet geheel afzonderlijk behandeld, omdat de Vier Edele Waarheden zijn gefundeerd op de drie kenmerken van het bestaan. Beide onderwerpen zijn hier enigszins door elkaar behandeld om de samenhang en diepe betekenis te verduidelijken. Dit is essentieel, want het is het begrip omtrent deze zaken dat de deur opent naar volmaakte verlichting.
Wie dit artikel met zorg en aandachtig leest, zal beseffen dat het beslist niet nodig is om, naast de oorspronkelijke boeddhistische stroming, ook nog andere stromingen te stichten. Dit artikel geeft op eenvoudige wijze en haarscherp aan wat de Boeddha werkelijk heeft onderwezen. Je kunt veel boeken lezen, naar vele mensen luisteren of diverse stromingen volgen, maar als deze zaken niet aan bod komen en niet correct worden uitgelegd, dan zul je niet weten wat de voorwaarde voor bevrijding is en zul je het doel niet kunnen bereiken. Zorg dat je de kern niet mist.
Opmerkingen
anicca: Vergankelijk. Dit is de eerste van de drie kenmerken van het bestaan. In het boeddhistische systeem worden deze drie kenmerken van het bestaan benadrukt: anicca, dukkha en anatta. Het eerste karakter, dat van vergankelijkheid, betekent dat alle vormen van bestaan eindigen in verval en dood. Dit geldt voor alle verschijningsvormen, met uitzondering van Nibbana omdat dit het ongeconditioneerde is. (De andere twee kenmerken worden verderop behandeld.)
Iemand die constant in beschouwing neemt dat hij eens zal sterven en dat de dood onvermijdelijk is, zal vol geestdrift zijn om zijn verplichtingen ten opzichte van zijn naasten te volbrengen voordat de dood komt, en dit zorgt er zeker ook voor dat hij oplettender wordt ten opzichte van deze wereld en de volgende. Daarom wordt er gezegd, dat "een monnik die de dood indachtig is, altijd waakzaam is" (maranasati manuyutto bhikkhu satatam appamatto hoti).
Er zijn ook extremisten die zeggen dat het beschouwen van de dood een onnodige gedachte is die de vooruitgang van iemand vertragen. Dit is niet zo. En Visnusarman heeft in de Pancatantra gezegd:
Samcintya tamugradandam
mrtyum manusyasya vicaksanasya
varsambusikta iva carmabandhah
sarvaprayatnah sithili bhavanti
(Alle inspanningen van een wijze man die constant aan de dood denkt die veel leed teweegbrengt, maken hem kalm en flexibel zoals lederen tassen die bevochtigd worden door regenwater.)
Bovengenoemde zijn twee extremen; het boeddhistische pad echter, is een pad dat extremen vermijdt. Daarom wordt het pad ook 'de middenweg' (majjhima patipada) genoemd. Tevens dient opgemerkt te worden, dat boeddhisme nooit een voorstander is van neerslachtigheid en iemands verplichtingen ontkent door het nadenken over de dood. In tegenstelling daarvan, is hetgeen dat in het boeddhisme onderwezen wordt, de volbrenging van iemands taken en plichten op een zo goed mogelijke manier; zelfs op het randje van de dood. De Boeddha heeft zijn categorische afkeuring over het uitstellen van iemands plichten onder andere op deze manier weergegeven:
Ajjeva kiccam atappam ko jañña maranam suve...
(Zelfs vandaag, moet iemand streven naar de volbrenging van zijn taken, want, wie weet, slaat de dood morgen toe...)
De Uraga Jataka, zie Dhp288-289, verhaalt hoe een vader -- toen zijn enige zoon door een slang gebeten werd en dood op de grond neerviel -- het nieuws van het voorval naar de overige inwoners van het huis zond. Zonder op hun aankomst te gaan staan wachten, ging hij door met het ploegen van zijn land; hij was iemand die regelmatig mediteerde op de dood. Door zo de onoverkomelijkheid van de dood te beschouwen, wordt iemand uitermate actief in de volbrenging van zijn taken; zo wordt ook een gevoel van 'angstloosheid' ten opzichte van de dood ontwikkeld. Nog dieper bekeken, past zo iemand er zelfs goed voor op, niet de minste of geringste zonde te begaan die lijden teweegbrengt in de volgende wereld; ook wordt hij een vrij mens die alle banden en gehechtheid ten opzichte van zijn geliefden en andere objecten heeft laten varen.
Beiden, monniken en leken, die de dood niet indachtig zijn en zichzelf beschouwen als onsterfelijk, zijn vaak nalatig om deugdzaamheid te cultiveren. Zij gaan strijd en argumentaties aan en zijn vaak ontmoedigd en neerslachtig, verdeeld vanwege hun hoop en aspiraties. Soms stellen ze hun werk uit met de hoop het in de toekomst op grote schaal te zullen verrichten, maar uiteindelijk komt er allemaal niets van. Daarom is het goed om dagelijks de dood recht in de ogen te kijken. Van de viervoudige meditatieonderwerpen die voor boeddhisten beschreven zijn als zijnde geschikt om overal te beoefenen (sabbattha kammatthana) komt beschouwing van de dood op de vierde plaats (Buddhanussati metta ca -- asubham maranassati).
"Ekadhammo bhikkave bhavito bahulikato ekanta nibbidaya viragaya nirodhaya upasamaya abhiññaya sambodhaya nibnanaya samvattati; katamo ekadhammo maranassati."
"Er is, monniken, een Dhamma, die, wanneer daar op gemediteerd wordt en als die constant beoefend wordt, naar de onthechting van de wereld van worden voert, naar zuivering van alle bezoedelingen, naar bevrijding van werelds lijden, het verwerven van hogere kennis, het realiseren van de Vier Edele Waarheden en de verwezenlijking van Nibbana. Wat is die ene Dhamma? Het is de constante beschouwing van de dood."
De verhevenheid en betekenis van de beschouwing van de dood, wordt duidelijk weergegeven in deze leerstellige passage.
dukkha: Lijden. Dit is de tweede van de drie kenmerken van het bestaan. De Vier Edele Waarheden zijn allemaal gebaseerd op lijden (dukkha): de oorzaak en de opheffing er van.
Met betrekking tot de Vier Edele Waarheden, houdt de Leer van de Boeddha zich bezig met de kennis van lijden, de oorzaak van lijden, de opheffing van lijden, en de weg die leidt naar de opheffing van lijden. De waarheid omtrent het lijden vertelt ons dat alle wezens onderworpen zijn aan geboorte, ouderdom, ziekte en dood. Verdriet en weeklagen, pijn, smart en wanhoop zijn ook lijden, en gevoegd worden bij het onaangename is lijden, gescheiden worden van het geliefde is lijden, niet kunnen krijgen wat je wilt, is lijden. Kort gezegd, de vijf aggregaten die het hele bestaan zijn -- materiële vorm (rupa), gevoelens (vedana), waarnemingen (sañña), mentale factoren (sankhara), en bewustzijn (viññana) -- maken allemaal deel uit van lijden. Dit is de waarheid omtrent het lijden, en dat goed begrijpen, is samma ditthi, juist begrip. Deze samma ditthi is van essentieel belang om de ware natuur van de wereld te kunnen begrijpen. Van de Vier Edele Waarheden, is het begrijpen wat lijden is, uitermate belangrijk. Vandaar dat dit als eerste (voor wat betreft de Vier Edele Waarheden) in beschouwing wordt genomen.
samudaya: Oorzaak (van lijden).
De tweede edele waarheid betreft de oorzaak van lijden hetgeen begeerte (tanha) is. Toch moet goed begrepen worden dat het boeddhisme niet een allereerste begin van iets kent, want alle dingen zijn onderling aan elkaar verbonden, dingen komen voort uit elkaar; wanneer het ene ontstaat, ontstaat het andere ook. Alle dingen die opgekomen zijn, zijn afkomstig van meerdere oorzaken en niet van één enkele oorzaak. Zo komt uit het contact via de zintuigen en de uiterlijke wereld een gevoel op, uit gevoel ontstaat weer begeerte, daaruit weer hechten, worden, etc. Er is niet een allereerste begin, maar de Boeddha leert dat begeerte de hoofdoorzaak van lijden is. Begeerte gaat vergezeld met onwetendheid. Het is vanwege deze begeerte, deze hunkering, dat wezens doorgaan om wedergeboren te worden in samsara, steeds maar weer. Het zintuiglijk geluk dat een wezen doorgaans ervaart, is in principe diep lijden (omdat het vergankelijk is) dat zijn oorsprong heeft in deze begeerte en gehechtheid. Mensen jagen vele plezierige dingen na, ze zoeken hun geluk in voorbijgaande dingen vanwege hun begeerte en gehechtheid. Om bevrijd te raken van samsara, oftewel de kringloop van geboorte en dood, moet iemand de waarheid omtrent begeerte begrijpen. Deze begeerte kent drie vormen:
Kama tanha ontstaat uit sakkaya ditthi oftewel het idee dat er een onveranderlijke entiteit bestaat of een blijvende ziel -- dat er een entiteit als 'ik' is. Een persoon die op die manier begoocheld is, is altijd op zoek naar zintuiglijke geneugten. Het is vanwege kama tanha dat plezieren door de zintuigen beschouwd worden als het hoogste geluk. Maar dit is een begoocheling. Als kama tanha aanwezig is en groeit, ontstaat er lijden. Zo is kama tanha één van de oorzaken van lijden.
Bhava tanha is de begeerte die in een wezen ontstaat omtrent het voortduren van het leven, het steeds willen worden. Deze begeerte ontstaat in een wezen dat gelooft in het bestaan (en het voortbestaan) van een ziel (sassata ditthi).
Vibhava tanha is de begeerte die in een wezen ontstaat omtrent het vermaak van zintuiglijke geneugten alsof die bij hemzelf eindigen, met andere woorden: dat er geen consequenties verbonden zijn aan zintuiglijke geneugten, dat er geen conditionering is en dat daarom met de dood alles vernietigd is. Deze begeerte ontstaat door een ongeloof in een hiernamaals, dat er na de dood niets meer is (uccheda ditthi). De Lokayata theorie van Carvaka en Ajita Kesakambali vallen onder deze categorie. In de Brahmajala Sutta (D01) van de boeddhistische canon worden zeven typen uccheda vada (nihilisme) uiteengezet.
Degene die juist begrip ontwikkelt, de eerste factor van het Edele Achtvoudige Pad, realiseert zich dat deze hunkering de hoofdoorzaak van lijden is. Dit, deze hunkering, is de tweede van de Vier Edele Waarheden. Juist begrip verschaft kennis over hoe het lijden kan worden beëindigd.
nirodha: Opheffing (van lijden).
De derde edele waarheid behelst de opheffing van lijden. Deze opheffing van lijden wordt gerealiseerd door het ontwortelen, het uitrukken van de drie soorten van begeerten (tanhakkhayo) die aanleiding geven tot lijden. Deze derde edele waarheid is gelijk aan Nibbana.
ariya atthangika magga: Edele Achtvoudige Pad.
De eerste drie edele waarheden zijn de doctrine van de Boeddha. Maar boeddhisme is niet louter een intellectuele doctrine; om het doel van deze Leer te kunnen verwerkelijken, moet er geoefend worden. Daarom heeft de Boeddha een 'medicijn' aangereikt. Dit medicijn is het Edele Achtvoudige Pad. Juist begrip schenkt ons de kennis van het pad dat ons leidt naar de opheffing van lijden (dukkhanirodhagamini patipadagnana). Het pad naar de beëindiging van lijden is het Achtvoudige Pad. Het is het pad van het midden oftewel de middenweg.
Daarom is het onmogelijk, om de drie vormen van begeerte -- die aanzetten tot lijden -- uit te roeien zonder het middenpad te volgen.
anatta: Zonder-ziel of zonder-zelf. Dit is de derde van de drie kenmerken van het bestaan zoals die door de Boeddha uiteengezet is. Het idee dat er geen ziel of een permanent blijvend 'zelf' is (in Pali: atta -- in Sanskriet atman) dat eeuwig is, is voor de meeste mensen bijzonder moeilijk te vatten.
De Boeddha leert niet dat dingen blijvend zijn, noch dat dingen niet bestaan. Hij onderwijst dat het bestaan een dynamisch proces is. Het is zoals bij een vlam van een kaars: de vlam bestaat wel, maar 'stroomt' steeds. Zij bestaat dus niet als iets dat statisch is, als een entiteit die op zichzelf bestaat. Van de andere kant bekeken is het ook niet zo, dat deze vlam er niet is. De Boeddha leert ons de middenweg. Bhava tanha en vibhava tanha zijn 'vertakkingen' van kama tanha en kama tanha komt voort uit sakkaya ditthi.
De totale optelsom van 'de Leer van verandering' zoals die in het boeddhisme wordt onderwezen, is dat alle samengestelde dingen die afhankelijk van iets anders zijn ontstaan (geconditioneerd zijn), een proces is en niet een groep van blijvende entiteiten. Maar de veranderingen in dingen vinden in een dermate snelle opeenvolging plaats, dat mensen geestelijke en fysieke verschijnselen als op zichzelf bestaande entiteiten beschouwen. Zij zien niet het opkomen en het verdwijnen van dingen, maar beschouwen hen als een eenheid, als een vaste massa (ghana sañña) of een heelheid.
Dergelijke asceten en brahmanen die er verscheidene ideeën van een 'zelf' op nahouden, beschouwen zo ook de vijf aggregaten van hechting.
"Hierin ziet de niet-onderwezen wereldling (...) het lichaam (materie) aan voor het zelf, hij ziet het zelf aan voor het in bezit (in een staat) zijnde van een lichaam als ingesloten in het zelf, en hij ziet het zelf aan als ingesloten in het lichaam (...). Zo ook met gevoel, waarneming, mentale factoren en bewustzijn (...). Dat is het verkeerde inzicht. De 'ik ben' gedachte is niet ontworteld (...)."
Het is inderdaad erg moeilijk voor mensen -- die de gewoonte hebben continu aan hun eigen geest, lichaam en de externe wereld te denken en deze door mentale projecties zien als een vaste massa, als onafscheidelijke eenheden -- om verlost te raken van verkeerde verschijningen zoals 'volledigheid', 'heelheid' of 'massa'. Zolang de mens er niet in slaagt om dingen te zien als processen, als bewegingen, zal hij er nooit in slagen de Leer van anatta (zonder-ziel) van de Boeddha te begrijpen. Dit is ook waarom mensen de niet ter zake doende en ongeduldige vraag stellen: "Als er geen blijvende entiteit is, geen onveranderlijke kern zoals een zelf of ziel (atman), wat is het dan, dat de gevolgen van daden ervaart, hier en in het hiernamaals?" Dit duidt erop, dat hier het dynamische proces van het leven niet wordt gezien.
Dit waren in het kort de drie kenmerken van het bestaan: vergankelijkheid (anicca), lijden (dukkha), zonder-zelf (anatta). Deze drie kenmerken zijn altijd aanwezig of verbonden met het bestaan en zij weerspiegelen de ware natuur van dingen. Zij helpen ons om te gaan met het bestaan. Wat wij leren te ontwikkelen als gevolg van het begrijpen van deze drie karaktereigenschappen, is verzaking, het laten varen, het loslaten. Als we eenmaal begrijpen dat het bestaan universeel gekenmerkt wordt door vergankelijkheid, lijden en niet-zelf ('onwezenlijkheid' of 'leegheid'), verwijderen we onze gehechtheid aan het bestaan. Een veel voorkomende passage in de sutta teksten is bijvoorbeeld deze:
"De geïnstrueerde edele leerling, monniken, die het zo ziet, hunkert niet naar materiële vorm, gevoel, waarneming, mentale factoren en bewustzijn[3]. Door hartstochtloosheid is hij onthecht, door onthechting is hij bevrijd; in bevrijding ontstaat het besef dat hij bevrijd is, en hij begrijpt: 'Geboorte is vernietigd, het heilige leven is geleefd (magga brahmacariya), wat gedaan moest worden is gedaan (katam karniyam), er komt niets meer tot elke staat van bestaan (naparam itthattaya)[4].'"
Wanneer we eenmaal de gehechtheid aan het bestaan hebben opgegeven, staan we op de drempel van Nibbana. Dit is het doel dat gediend wordt door het begrijpen van de drie kenmerken (ti lakkhana). Het verwijdert gehechtheid door het verwijderen van begoochelingen; het verkeerde begrip dat het bestaan onvergankelijk is, plezierig is en iets met een 'zelf' van doen heeft. Dit is de reden waarom de drie kenmerken van het bestaan een centrale plaats binnen het boeddhisme innemen.
Eindnoten
[1] 'Vijfhonderd' betekent veel.
[2] Een andere uitdrukking voor erg veel.
[3] Zie pañca upadana kkhandha in het Woordenboek.
[4] Zie de eindnoot uiteindelijke kennis in M019 voor meer informatie.
RegID: | Dhp277-279 |
Bijgewerkt op: | 5 oktober 2006 |
Auteur: | Peter van Loosbroek - Ananda |
Locatie: | www.sleuteltotinzicht.nl |
Copyright: | Zie voor gebruik van deze tekst www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm |
Overige informatie: | Dhammapada 277; 278; 279 |