Opmerking
Inhoudsopgave
Bron | Omschrijving |
---|---|
Door Eerwaarde S. Dhammika. Dit boek is te verkrijgen bij de Buddhist Publication Society en Buddhist Cultural Centre, te Sri Lanka. ISBN: 955-24-0095-3. Voordeel van dit boek is dat het van bepaalde zaken meer informatie biedt. |
|
Theravada Archief |
Onze eigen website, door Peter van Loosbroek. Verder heb ikzelf ervaring opgedaan tijdens mijn eigen pelgrimstocht in 1996. Voordeel van dit document is dat er veel linken zijn naar gerelateerde onderwerpen zoals personen, plaatsnamen, kloosters, sutta's etc. |
Tekst volgt
Voorlopige opmerkingen
"Ananda, er zijn vier plaatsen die een edel persoon moet bezoeken en moet bekijken met gevoelens van eerbied. Welke zijn deze vier[1]? 'Hier werd de Tathagata geboren (Lumbini)!' Dit, Ananda, is de eerste plaats die een edel persoon moet bezoeken en die hij met eerbied moet bekijken. 'Hier verwierf de Tathagata de volledige onvergelijkbare verheven verlichting (Uruvela)!' Dit, Ananda, is de tweede plaats die een edel persoon moet bezoeken en die hij met eerbied moet bekijken. 'Hier zette de Tathagata het machtige wiel van de Dhamma in beweging (Isipatana)!' Dit, Ananda, is de derde plaats die een edel persoon moet bezoeken en die hij met eerbied moet bekijken. 'Hier stierf de Tathagata en bereikte hij het Nibbana waarin geen enkel element van hechten overbleef (Kusiñara)!' Dit, Ananda, is de vierde plaats die een edel persoon moet bezoeken en die hij met eerbied moet bekijken." (D16, 5.8)
Het land dat wij vandaag de dag kennen als India, was bij de Boeddha en zijn tegenhangers in hun tijd bekend als het Roze-Appel Land (Jambudipa). Als hij over het land sprak waarin hij geboren was, zei de Boeddha: "Er zijn weinig aangename parken, aangename bossen, aangename uitgestrekte vlaktes en meren, maar groter in aantal zijn de steile ruige plaatsen, ondoorwaadbare rivieren, dicht struikgewas met doornen en onbegaanbare bergen."
Maar ondanks het droge klimaat en harde omgeving, was India, samen met Egypte, China en Mesopotamië, de bakermat van menselijke beschaving. Het was in de centrale Ganges Vallei, of wat het 'Midden Land' genoemd werd (Majjhimadesa), dat velen van Indiaas beschavingen vernieuwingen ondergingen. De Boeddha was geboren in het Midden Land en bracht zijn hele leven al lopende over de stoffige wegen door, mediteerde in droge wouden en onderwees in de steden, dorpen en op het platteland. Het Midden Land deed het boeddhisme gedurende zijn eerste cruciale eeuwen groeien, en hoewel het zich verspreide over geheel India en uiteindelijk voorbij de grenzen naar ver gelegen delen van Azië, zien boeddhisten het Midden Land altijd als het thuis van hun religie. Kort samengevat behelst het Midden Land de tegenwoordige Indiase staten Uttar Pradesh en Bihar en de Tarai van Nepal.
Het India zoals de Boeddha het kende, was in zestien landen (Maha Janapada) verdeeld waarin hij door de meeste ervan rondtrok in zijn succesvolle carrière. Het meest belangrijke land was Magadha, dat geregeerd werd door koning Bimbisara en later, gedurende het leven van de Boeddha, door koning Ajatasattu, de zoon van koning Bimbisara. Enige jaren na de dood van de Boeddha werd de hoofdstad van Magadha verplaatst van Rajagaha naar Pataliputta, en het land dijde uit vanwege politieke belangen. In de derde eeuw v. Chr. had Magadha bijna geheel India, Pakistan en Afghanistan verovert.
In het noordwesten lag Magadha's hoofdrivaal Kosala met Savatthi als hoofdstad, en ten tijde van de Boeddha vlogen deze twee landen elkaar vaak in de haren. Kosala regeerde over het eigen vaderland van de Boeddha, de Sakya republiek. De laatste 20 jaren van zijn leven bracht de Boeddha meestal door in Kosala. Koning Pasenadi was een van zijn meest toegewijde lekendiscipelen.
Ten noorden van Magadha lag Vajji, een confederatie van verscheidene stammen, met als de meest belangrijkste de Licchavi's en de Vedehi's. Ten tijde van de Boeddha waren de Licchavi's tot een van de machtigste stammen uitgegroeid en hun hoofdstad was Vesali. In het laatste levensjaar van de Boeddha, had de koning van Magadha, Ajatasattu, al plannen om Vajji binnen te vallen.
Zo nu en dan bezocht de Boeddha Kasi, dat eens over het grootste gedeelte van het Midden Land regeerde. Ten tijde van de Boeddha had Kasi nogal politieke betekenis. Ondanks de afnemende politieke belangen, bleef de hoofdstad van Kasi voortbestaan tot zelfs vandaag de dag als een belangrijk centrum van religie, cultuur en handel. Voordat de Boeddha de wereld verzaakte, gebruikte hij alleen parfum en zijde dat van Kasi kwam, twee producten waar de stad nog steeds beroemd door is.
Verder naar het westen en ten zuiden van Kosala lag Vamsa dat geregeerd werd door koning Udena gedurende de meeste tijd van het leven van de Boeddha. De hoofdstad Kosambi was gelegen aan de rivier de Yamuna en werd verscheidene keren door de Boeddha bezocht.
Het heilige land van het boeddhisme, het Midden Land, heeft pelgrims al door de eeuwen heen geïnspireerd om de enorme obstakels te overwinnen en hun leven te riskeren om de plaatsen geassocieerd met het leven van de Boeddha, te zien. Ze kwamen van alle regionen van India, van China, Korea, Sumatra, Birma en Sri Lanka. Een pelgrim kwam zelfs van Kazachstan in de Sovjet Unie. Gelukkig zijn tegenwoordig de omstandigheden een stuk beter om de tocht naar deze heilige gronden te maken, en komen er mensen van over de gehele wereld om eer aan hun Leraar te betuigen.
Hierna volgen enkele beroemde pelgrims die ons zijn voorgegaan. Op de pagina Personen staat een veel volledigere beschrijving. Het is goed om die informatie van de betreffende personen door te nemen.
Koning Asoka heeft voor de pelgrims veel pilaren opgericht om plaatsen van belangrijke gebeurtenissen te markeren.
Fa Hien was de eerste Chinese pelgrim die naar India trok om boeddhistische teksten te bemachtigen.
Een andere pelgrim die naar India ging doorat hij door Fa Hien werd geïnspireerd, was Huien Tsiang.
Waarschijnlijk de laatste pelgrim die de heilige plaatsen in India zag voordat het Moslim leger haar vernietigende werk volbracht, was de Tibetaanse monnik, Dharmasvamin.
De volgende persoon wiens leven we zullen onderzoeken kwam niet naar het Midden Land (Majjhimadesa) als een pelgrim, maar omdat veel van wat de moderne pelgrim ziet op de boeddhistische heilige plaatsen vanwege zijn inspanningen, kunnen we hem niet zomaar vergeten. Zijn naam was Alexander Cunningham.
Het was Sir Edwin Arnold die het idee aandroeg voor de restauratie van de Maha Bodhi Tempel en hij zorgde ervoor dat de tempel uiteindelijk in boeddhistische handen kwam. Als de pelgrim zijn eerbied betoond in de Maha Bodhi Tempel of door de stille tuinen wandelt die er omheen liggen, is het goed zich te herinneren wat moderne boeddhistische pelgrims van vroegere westerse boeddhisten geërfd hebben.
De man die het idee van Sir Edwin Arnold als eerste uitdroeg, was Anagarika Dharmapala.
Periode | Tijd |
---|---|
Mauryan |
323 - 185 |
Sunga |
185 - 75 |
Kusana |
135 - 200 |
Gupta |
320 - 620 |
Pala en Sena |
700 - 1200 |
"In een dorp, genaamd Lumbini, in het land van de Sakya's", antwoordden de deva's, "is een Bodhisatta geboren, een onvergelijkbaar en voortreffelijk wezen, een edele parel van genezing voor de gezondheid en goedheid van de mensenwereld! Dat is waarom wij zo blij zijn, waarom wij zo opgewonden zijn, waarom wij zo tevreden zijn." (Snp3-11, 683)
De moeder van de Boeddha was Maha Maya, prinses van de Koliya's, Suddhodana's koningin. Haar ouders woonden in Devadaha waar zij, vanwege het gebruik in die tijd, naar toe wilde gaan om van haar zoon te bevallen. Het kwam echter niet zo ver en de Boeddha werd halverwege Kapilavatthu en Devadaha in de schaduw van een bloeiende Sala boom in het park van Lumbini, geboren.
Lumbini ligt net iets over de grens van India, in Nepal. Vanaf hier zijn de besneeuwde toppen van de Himalaya te zien. Officieel is de Boeddha dus geboren in Nepal! Het jaar waarin de Boeddha geboren werd is niet helemaal zeker te zeggen, maar in de Theravada lijn wordt het jaar 623 v. Chr. aangehouden. De geboorte vond plaats op volle maan in mei terwijl Maha Maya al staande een tak van een Sala boom vasthield. Volgens de legende uitte de Bodhisatta onmiddellijk nadat hij was geboren dit vers:
Ik ben de koning in de wereld.
Ik ben de hoogste in de wereld.
Ik ben de edelste in de wereld.
Dit is mijn laatste geboorte.
Voor mij is er geen wedergeboorte meer.
Op dat moment was de wereld gevuld met geluk. De wolken dreven weg. De zonnestralen waren heel helder. Geurige bloemen bloeiden, vogels zongen en bijen zoemden rond de bloemen, en er klonk muziek in de lucht. Met de geboorte van dit buitengewoon mooi en gracieus kind keerden de moeder en haar metgezellen, vol van vreugde en geluk terug naar Kapilavatthu.
Koningin Maha Maya, de moeder van de Boeddha, stierf op de zevende dag na zijn geboorte en zij werd wedergeboren als een man in de Tusita hemel. Maya deva kwam naar de Tavatimsa hemel om de Boeddha daar de Abhidhamma te horen prediken.
Aanvullende informatie
Op de geboorteplek van Siddhatta, de toekomstige Boeddha, richtte keizer Asoka 316 jaar later een machtige stenen pilaar op om de plaats te markeren. De inscriptie die gegraveerd is in de pilaar bestaat uit vijf lijnen en 93 karakters (brahmi): Hida Budhe jate Sakyamuni (Hier werd de Boeddha geboren, de wijze der Sakya's).
De machtige pilaar is nog steeds te zien. De pilaar is eens getroffen door de bliksem, maar "nog zo fris als toen hij gekapt werd", zelfs toen Huien Tsiang, de Chinese pelgrim, hem halverwege de 7e eeuw na Chr. zag. Bijna aan de top van de pilaar staat de mantra 'Om Mani Padme Hum' in Tibetaanse letters gegraveerd. De ontdekking en identificatie van het park van Lumbini in 1896 wordt toegekend aan de beroemde archeoloog, Alexander Cunningham.
Iets ten zuiden van de tempel is een vijver in welke, volgens de legende, koningin Maya na de geboorte baadde. Ten tijde van Huien Tsiang was het water "zo zuiver en helder als een spiegel en de oppervlakte was bedekt met een mix van bloemen."
Lumbini ligt 18 km ten westen van Bhairawa (ook wel gespeld als Bhairahwa en nu officieel herbenoemd als Sidharta Nagar), het dichts bijzijnde grote dorp in Nepal. Vanaf de Indiase zijde van de grens kan men vanaf Gorakhpur per trein of via de weg, of van Naugarh via de weg en bij Sonauli de grens oversteken en verder gaan via Bhairawa.
De rivier de Rohini ligt direct ten oosten van Bhairawa aan de weg naar Parasi. Het is de tweede rivier die je oversteekt. In 1989 was de weg ruw en onbestraat.
Voor meer bezienswaardigheden, zie Middle Land Middle Way.
"Heer, dit Kapilavatthu is rijk, welvarend, vol van mensen, een massa mensen, een hoge populatie. Wanneer ik in de avond Kapilavatthu binnen ga nadat ik de Heer en de eerbiedwaardige monniken heb bezocht, ontmoet ik olifanten, paarden, rijtuigen, karren en mensen die langszij slingeren en rollen." (S05-369)
De ruïnes van de plaatsjes Piprahwa en Ganwaria zijn geïdentificeerd als Kapilavatthu, de residentie van koning Suddhodana, de vader van de Boeddha. Op deze plaats bracht prins Siddhatta zijn jeugd door.
De eerste terugkeer van de Boeddha naar zijn vroegere thuis, nadat hij de verlichting verworven had, was nogal een pittige gebeurtenis. Hij shockeerde zijn vader door in de straten te bedelen, hij predikte tot grote menigten en hij wijdde velen van de Sakya's in als monniken. Natuurlijk was niet iedereen onder de indruk. Dandapani vroeg de Boeddha om de Leer uit te leggen, maar toen hij die hoorde liep hij al schuddende met zijn hoofd, weg. Hij klakte met zijn tong en op zijn voorhoofd verschenen drie grote vouwen.
Tijdens een ander bezoek aan Kapilavatthu, werd de Boeddha uitgenodigd om de nieuwe 'hal van samenkomst' te openen. "Kleden werden op de grond gespreid. Zetels werden in gereedheid gebracht, kruiken met water werden klaargezet en olielampen werden opgehangen. De Boeddha waste zijn voeten voordat hij naar binnen ging, ging tegenover de centrale pilaar zitten met zijn gezicht naar het oosten en predikte de Dhamma tot diep in de nacht."
Kapilavatthu was eens vernietigd vóór de dood van de Boeddha. Het Sakya domein was een semi autonome republiek binnen het koninkrijk Kosala. Op een dag besloot koning Pasenadi zijn invloed onder de Sakya's wat aan te sterken door voor zijn zoon een edele Sakya vrouw op te eisen. Het idee dat iemand van hun eigen volk buiten de stam trouwde, bracht weliswaar wat opschudding onder de trotste Sakya's, maar zij konden moeilijk de wens van hun krachtige buur negeren. Mahanama kwam met een oplossing -- hij had de dochter van een slavin grootgebracht, Vasabhakhattiya genaamd, en stelde voor dit meisje ten huwelijk te geven aan de zoon van koning Pasenadi. Het plan werkte: het slavenmeisje werd geaccepteerd als een Sakya edele en naar Savatthi gebracht. Daar trouwde zij in de koninklijke familie van koning Pasenadi en na verloop van tijd baarde zij een zoon, Vidudabha genaamd.
Toen Vidudabha opgroeide, wilde hij een bezoek brengen aan wat hij dacht zijn verwanten te zijn in Kapilavatthu, maar zijn moeder raadde hem sterk af te gaan, omdat zij wist dat de Sakya's het er moeilijk mee zouden hebben hem met respect te behandelen. Uiteindelijk ging hij toch en hij was verbaasd door het koele ontvangst dat daar op volgde. Nadat hij hen weer verlaten had, keerde een van Vidudabha's mensen terug om een vergeten wapen op te halen. Hij zag een slavenmeisje de plaats waar Vidudabha gezeten had, met melk schoonmaken en minachtend verwees zij naar hem als de afstammeling van een slavin. Toen hij vroeg naar wat zij hiermee bedoelde, vertelde zij het hele verhaal, en toen dat verhaal Vidudabha bereikte, werd hij woedend en zwoor hij wraak: "Laat zij melk over mijn zetel sprenkelen om die te reinigen. Als ik koning ben, zal ik die plaats met het bloed van hun harten wassen!"
Tegen het einde van het leven van de Boeddha, werd Vidudabha koning en tijdens verscheidene gelegenheden marcheerde hij met zijn leger naar Kapilavatthu, hoewel het de Boeddha telkens lukte hem over te halen dat niet te doen. Maar uiteindelijk werden Kapilavatthu en verscheidene andere Sakya dorpen met de grond gelijk gemaakt en Vidudabha had de persoonlijke genoegdoening dat hij vele Sakya's had afgeslacht. Na de veldslag marcheerde hij met de oorlogsbuit terug naar Kosala. Op hun terugtocht bivakkeerde het leger langs de oever van een rivier. Maar door de plotselinge hoge waterstand verdronken de meeste soldaten van zijn leger. De Sakya's die de verschrikkelijke slachting hadden overleefd, herbouwden nieuwe kleine dorpen en probeerden hun leven voort te zetten. Maar met het sterk gereduceerde aantal en het verlies van hun onafhankelijkheid, ging het al snel achteruit met hen. Vandaag de dag worden zij nog slechts herinnerd vanwege één van hen, de Boeddha. Overeenkomstig de Mahavamsa Tika, vluchtten de overlevende Sakya's de heuvels in waar zij een stad bouwden genaamd Mariyanagara.
Aanvullende informatie
De meest belangrijkste structuur te Kapilavatthu is de hoofd stupa. Opgravingen die in 1971 werden uitgevoerd geven te kennen dat de stupa voor het eerst gebouwd is in de 5e eeuw voor Chr. en later tweemaal vergroot is.
Een beetje ten oosten van de stupa liggen de ruines van een groot klooster. Op een zegel dat in het klooster was gevonden stonden de woorden: Kapilavatthu Bhikkhu Sangha geschreven, hetgeen het bewijs leverde dat Piprahwa en de omringende ruines de plek waren waar de Boeddha zijn jeugd heeft doorgebracht. De zegel verwijst ook naar het feit dat het klooster is gebouwd door koning Kanishka. Het klooster bestaat uit 31 cellen welke rondom een binnenplaats zijn gebouwd. De grotere kamers aan elk eind van de oostzijde waren waarschijnlijk voorraadkamers, terwijl de andere kamers de onderkomens voor de monniken waren. Het klooster heeft trappen bij de ingang en een afvoerkanaal, waarschijnlijk voor urine, met de opening aan de noordoost hoek.
Voor meer bezienswaardigheden, zie Middle Land Middle Way.
Kapilavatthu ligt 8 km van Birdpur welke verbonden is met een goede weg naar Naugarh, het dichts bij zijnde dorp van enige grootte. Naugarh kan bereikt worden per trein of per bus vanaf Gorakhpur.
"De hoofdmarkt van de Kosala's verkwikt de geest, betoverd het oog, geeft het oor de tien geluiden en verschaft voedsel genoeg voor allen."
Savatthi, de hoofdstad van Kosala waar koning Pasenadi regeerde. Er wordt gezegd dat Savatthi haar naam ontleend vanwege het feit dat daar van alles te krijgen was (sabbam atthi). Het was inderdaad een van de welvarendste en levendigste steden in het Midden Land. De Boeddha bezocht Savatthi vele malen voordat hij de stad uiteindelijk tot zijn hoofdkwartier maakte in het 20e jaar na zijn verlichting. Vanaf die tijd bracht hij er elk regenseizoen door behalve zijn allerlaatste welke hij in de omgeving van de stad doorbracht. De Boeddha had waarschijnlijk besloten om zijn tochten door het Midden Land in te perken vanwege zijn leeftijd (hij was toen 56) en zonder twijfel koos hij Savatthi als zijn basis vanwege de milde ondersteuning die hem werd gegeven door de rijkste kooplui van de stad.
Zie de beschrijving bij Anathapindika.
Zie de beschrijving bij Angulimala.
Juist over de weg van de hoofdingang van het archeologisch park ligt de Nava Jetavana Maha Vihara, een moderne tempel gebouwd door de welbekende Sri Lankaanse monnik de Eerwaarde Metivala Sangharatana. De kapel van de tempel bevat enkele van de beste boeddhistische schilderwerken die tegenwoordig in India te vinden zijn. De meerderheid van de schilderingen vertegenwoordigen gebeurtenissen in het leven van de Boeddha die in Savatthi plaatsvonden, alsook belangrijke momenten in de boeddhistische geschiedenis. De schilderingen zijn afgebeeld in genummerde panelen:
Langs het hoofdpad van het Jetavana zijn er funderingen van verscheidene structuren met een boom die er groeit en vaak geïdentificeerd wordt als de Ananda Bodhi boom.
Even ten noorden van de Ananda Bodhi boom en aan de linkerkant van het pad, zijn de ruïnes van de Kosambakuti, een van de favoriete verblijfplaatsen van de Boeddha in het Jetavana. Het originele bouwwerk was waarschijnlijk een van hout en met riet bedekte woning waarin de Boeddha sliep, mediteerde en gesprekken hield met zijn bezoekers. Een reliëf van de Bharhut Stupa die de koop van het Jetavana toont, toont zowel de Kosambakuti als de Gandhakuti, zodat men een beeld krijgt van hoe deze twee gebouwen eruit hebben moeten gezien. Oorspronkelijk was de Kosambakuti niet van duurzaam materiaal gebouwd en werd later vervangen door een stenen bouwwerk. Hiervan zijn de funderingen nog zichtbaar en is 5.75 bij 5.45 meter en bevat een heiligdom.
Alexander Cunningham groef bij de Kosambakuti een groot beeld op dat was gehouwen uit roze zandsteen. De zwaar beschadigde inscriptie op het beeld vertelt ons dat het opgericht was in de Kosambakuti door de monnik Bala. Het beeld is nu in het museum van Calcutta.
Toen Huien Tsiang hier kwam, zag hij dit beeld en de Kosambakuti hetgeen het enige gebouw was dat niet tot een ruïne vervallen was. Voor de Kosambakuti is een lange richel van steen gemaakt die de plaats aangeeft waar de Boeddha in de avond op en neer zou zijn gelopen voor zijn nodige beweging.
Verderop langs het pad zijn de funderingen van wat het meest beroemde gebouw was in de oude boeddhistische wereld, de Gandhakuti, de Geur Kamer. Het Bharhut reliëf geeft aan dat de originele Gandhakuti overeen kwam met de Kosambakuti, alleen groter. De ruïnes die de pelgrim vandaag de dag ziet dateren uit de Gupta Periode en bestaat uit een rechthoekig platvorm met trappen en de ingang naar het oosten, een paviljoen en een kleiner heiligdom van 2.85 meter in het vierkant met muren van 1.8 meter dik. Dit kleine heiligdom is zonder twijfel een latere Gandhakuti die over de originele is heen gebouwd, terwijl het paviljoen van een latere datum moet zijn. Gedurende de opgravingen van 1907-1908, groef Vogal onder de Gandhakuti in de hoop sporen van de originele structuur bloot te leggen, maar hij vond niets.
De Gandhakuti ontleent zijn naam aan het feit dat de mensen hun respect en eerbied kwamen tonen aan de Boeddha door hem bloemen, sandelhout en parfum te schenken. Al spoedig werd iedere kamer die voor de Boeddha gebouwd werd en waar hij vaak in verbleef dezelfde naam gegeven. In de eeuwen die volgden werd elk kloosterlijk heiligdom dat een Boeddha beeld bevatte, aangeduid als een Gandhakuti. De oude commentaren vertellen ons dat de Gandhakuti in het centrum van het Jetavana gebouwd was, een feit dat door archeologen bevestigd is. Alexander Cunningham vond een goed geconstrueerde weg die van de Gandhakuti naar wat wordt aangenomen de hoofdingang van het Jetavana leidde, en identificeerde haar centrale positie in het complex.
De Sumangalavilasini geeft de dagelijkse routine van de Boeddha in detail weer, en vertelt ons dat hij gegeten en geslapen heeft in de Gandhakuti, van daaruit vertrok om de Dhamma te onderwijzen, en in de avond wanneer hij het nodig vond om zijn benen te strekken, liep hij voor het gebouw op en neer.
Na de dood van de Boeddha verzamelden de mensen zich rondom de Gandhakuti en weende om het gemis van de Meester, en Ananda, toen hij terugkeerde naar het Jetavana, troostte hen door een leerrede over vergankelijkheid. Dan opende hij de deur, stofte de stoel van de Boeddha af, veegde de verwelkte bloemkransen en gedroogde bloemenbladeren van de vloer, en zette het bed en de stoel op hun oorspronkelijke plaats, net zoals hij dat dagelijks gedaan had gedurende het leven van de Boeddha's.
Wanneer de ruïnes van het Jetavana achtergelaten worden door de achterpoort en men de weg in noordwestelijke richting vervolgt langs de weg, zal de pelgrim een brug overgaan die over een vijver heen leidt. Overeenkomstig de Udana was de Boeddha eens op weg naar Savatthi voor zijn bedelronde. Halverwege stuitte hij op een groep jongens die bezig waren een vis te kwellen. Zie voor deze gebeurtenis Ud5-04.
En op een andere keer zag hij (eveneens daar tussen Savatthi en het Jetavana), een stel jongens een slang kwellen met een stok. En ook nu beefde zijn hart van mededogen en sprak hij de jongens aan. Zie voor deze gebeurtenis Ud2-03.
De vijver waar de Boeddha de jongens aansprak op hun wangedrag, is er nog steeds. Wanneer je over de weg naar het noorden naar Savatthi gaat, kom je over een bruggetje dat je over een vijver leid. Naar alle waarcshijnlijkheid is dit de plaats geweest waar de gebeurtenissen uit de Udana plaatsvonden.
Verder naar het noorden is de plek van het oude Savatthi. De stadsmuren vormen een halve maan en hebben een totale lengte van ongeveer 5 km. De rivier de Rapti stroomde eens langs de binnenste bogen van de stadsmuren maar ligt nu 1.5 km verder naar het noorden. De hoofdpoort van de stad wordt vertegenwoordigd door een gat, een beetje naar links van waar de moderne wegen de stadsmuren doorkruisen. Wanneer men de weg een stukje volgt, komt de pelgrim bij twee stenen gebouwen aan: de eerste heet nu Pakki Kuti, en de tweede Kachchi Kuti. Beiden gebouwen waren waarschijnlijk originele stupa's die in een latere periode vervormt zijn voor een ander doel. In het regenseizoen kun je vanaf de top van de Kachchi Kuti de Himalaya bergtoppen goed zien.
Voor meer bezienswaardigheden, zie Middle Land Middle Way.
Aanvullende informatie
Savatthi, door de lokale bevolking Shravasti of Saheth-Maheth genoemd, ligt 17 km van Balrumpur en kan van daaruit bereikt worden per bus of door een met paard getrokken rijtuig. Balrumpur kan makkelijk per trein worden bereikt vanaf Lucknow of Gorakhpur. Vaak gaan er ook taxi's van Lucknow naar Balrumpur via Savatthi.
(Gaandeweg volgen er meer tips.)
Eindnoten
[1] Zie The Four Sacred Shrines, door Piyadassi Thera, Bodhi Leaves nr. B8.
RegID: | Div020 |
Bijgewerkt op: | 25 juli 2006 |
Auteur: | Peter van Loosbroek - Ananda |
Locatie: | www.sleuteltotinzicht.nl |
Copyright: | Zie voor gebruik van deze tekst www.sleuteltotinzicht.nl/glb_copyright.htm |
Overige informatie: | Geen |