![]()
De monnik laat de wereld achter zich zoals de slang zijn oude versleten huid. Dhaniya verheugt zich in zijn wereldse veiligheid en de Boeddha in zijn spirituele vrijheid. Zintuiglijke gehechtheid moet vermeden worden. De boer Bharadvaja verweet de Boeddha dat hij lui was maar de laatstgenoemde overtuigde hem ervan dat ook hij werkt. De Boeddha beschrijft vier soorten monniken. Over de oorzaken van spirituele achteruitgang. De door de Boeddha verklaarde definitie van een uitgestotene. Uit liefde en welwillendheid voor alle wezens. Een dialoog tussen twee demonen over de kwaliteiten van de Boeddha. Eerst bedreigt een yakkha de Boeddha en stelt hem daarna enkele vragen. Het in beschouwing nemen van de onaantrekkelijke natuur van het menselijk lichaam. Uit respect voor het leven in afzondering om zelfcontrole te cultiveren. |
![]() |